De Krijg om Steinburg
1264: De onzekere, kersverse jonge graaf wordt geconfronteerd met een serie onthutsende moorden. Ondertussen bereidt Bohemen een oorlog voor om het graafschap te veroveren. De graaf ziet zich gesteld voor een te grote opgave met aan de ene hand een schijnbaar niet te winnen oorlog en aan de andere een gevaarlijke moordenaar. Als de problemen hem boven het hoofd groeien, roept hij zijn oom Gwide te hulp. Maar die zal daarvoor een hoge prijs betalen.
Uit het boek..
Herinneringen, elke steen ademde herinneringen. De meeste waren niet aangenaam, maar toch werden ze door de oude vrouw gekoesterd. Ze schreed door de zaal, liet haar gebroken, grijze ogen dwalen over de vensterbogen. Het was koud in de hal. De nieuwe heer van Horstade verdiende geen warm welkom. Langzaam liep ze naar de vensternis en legde haar magere handen op de vensterbank. Ze sloot haar ogen. Smart was een emotie die gevoed werd door eerverlies en niets anders. Ze had om de dood van haar zoon gerouwd, omdat het de familie-eer had aangetast, niet omdat ze haar vlees en bloed verloren had. Haar vlees en bloed waren werktuigen in haar oorlog de familienaam vooruit te brengen.
Ze verliet de nis en liep langzaam door de koude, donkere gang. Het kasteel was muisstil. Ze was de enige die wakker was. Het was goed. Dat gaf haar de tijd te rouwen, te rouwen om het kasteel dat ze verlaten moest. Ze kwam voorbij een deur en bleef hier even staan. Aan deze deur kleefde de enige schone herinnering die ze aan haar tijd op Horstade overgehouden had. Een lang vervlogen herinnering uit de tijd dat ze nog een albasten schoonheid geweest was en niet de frêle, oude vrouw van nu.
IJdelheid. Het was een emotie die vrouwe Agnes met veel zelfopoffering had leren beheersen. Ze had zich in plaats daarvan omgeven met onbezielde schoonheid, zoals houtsnijwerk en dure stoffen, schoonheid die ze nu spoedig op moest geven.
Haar hele leven lang had ze gestreden om haar geslacht tot grootsheid te brengen. Ze had gefaald. En de vijand kwam de oorlogsbuit opeisen. Een schampere, doch flauwe glimlach gleed over haar dunne, fijn belijnde lippen. De vijand, hoe bitter dat ze dit van haar eigen neef moest zeggen.