Prequels en sequel
Na ruim twee maanden weer een blog met nieuws. En wat voor nieuws! Ineens drie boeken erbij!
Maarre… is dat geen overkill? Hoezo ineens drie?
De reden is dat ik sneller schrijf dan ik kan publiceren. Ik wil in de herfst een nieuwe serie gaan uitbrengen, maar dan wil ik alle boeken over Damiens leven in de kast hebben staan. Dan kun je denken: waarom dan niet eerst deze drie boeken uitgeven? Maar daar is een simpele reden voor.
De serie over Damien Kingston in de Amerikaanse Burgeroorlog is gereed. Het laatste deel is uitgebracht en ligt in de bibliotheek en dus is het voor zowel de lezer als mezelf tijd voor iets heel anders, zoals een tijdje geleden al aangekondigd.
Maar als ik schrijf, ‘ontwerp’ ik altijd eerst uitgebreide achtergronden, stambomen en geschiedenissen voor de belangrijkste personages, informatie die hooguit via kleine verwijzingen in de boeken terechtkomt en dus puur voor mezelf is.
Dat is ontstaan, omdat ik bij mijn eerste boek ooit geschreven merkte dat ik halverwege begon af te dwalen. Personages die in het begin blauwe ogen hadden, hadden dan ineens groene. Leeftijden waren veranderd. Wezen hadden ineens weer ouders. Dat soort dingen wilde ik voorkomen en dus schreef ik een raamwerk en beschreef ik uitgebreid het uiterlijk.
Dat hielp me niet alleen consistent in de beschrijving van het personage te blijven, maar hielp me ook het karakter te vormen aan de hand van wat iemand meegemaakt had in zijn jeugd. Een gebeurtenis in het verre verleden kan gevolgen hebben voor hoe men op iets reageert later. Iemand kan bijvoorbeeld ergens bang voor zijn of om bepaalde dingen snel boos worden. Dat geeft een personage meer diepgang en maakt hem of haar minder ‘plat’, zoals dat zo mooi heet.
Ik had dus voor Damien ook veel achtergrondinformatie bedacht. En naarmate de vier boeken groeiden, kreeg ook Damiens jeugd steeds meer vorm. En toen was de serie af. Niet dat de boeken toen al uitgegeven waren, want zoals gezegd duurt dat altijd een tijdje. Je kunt niet elke maand een boek aan je uitgever aanbieden en het proces van publiceren, maken van een kaft, corrigeren etc. kost veel tijd en ook wel geld.
En terwijl ik dus wachtte tot ze alle vier uitgegeven zouden zijn, besloot ik puur voor mijn eigen plezier Damiens jeugdgebeurtenissen, die alleen bestonden als een kattebelletje met aantekeningen, uitgebreider te beschrijven in romanvorm. En naarmate ik schreef, groeide ook dit verhaal. Er kwamen meer verhalen bij, meer ideeën. Research leidde weer tot andere invalshoeken en uiteindelijk had ik twee romans vol.
Ondertussen was ik echter ook wel nieuwsgierig geworden naar hoe het Damien zou vergaan na de Burgeroorlog. Het klinkt gek dat je nieuwsgierig kunt zijn naar een karakter dat je zelf geschapen hebt, maar omdat ik dus nooit bedacht had hoe het na 1866 zou gaan, wist ik het dus zelf ook niet. Ik vroeg me vaak af hoe hij bepaalde dingen zou aanpakken, of al zijn plannen uitgekomen waren. En mijn man, mijn trouwste fan, bleef me ook maar vragen hoe het afliep.
En zo begon ik ook dat verhaal te schrijven. En de periode 1865-1890 is bijzonder interessant in de Amerikaanse geschiedenis. Het Wilde Westen spreekt immers tot de verbeelding, dus er was materiaal genoeg. Bovendien zijn westerns een oude liefde van me, dus ik had veel plezier in het schrijven.
Toen moest ik beslissen of ik ze aan mijn uitgever aan zou bieden. Daar zitten nogal wat haken en ogen aan. Bij mijn uitgever moet je als schrijver een zekere minimumafname garanderen. Dat is best een dingetje. En ik dacht dat voor veel lezers Damiens verhaal met de Burgeroorlog wel klaar was. Op zich is dat al een onderwerp voor de ‘liefhebber’ en boeken over de periode ervoor en ernaar zouden volgens mij niet de oplage halen die benodigd is. Als de bibliotheek zou besluiten ze niet aan te kopen, wat in deze tijden van bezuinigingen zeer wel mogelijk is, dan zou ik een probleem hebben, daar ben ik eerlijk in. En daar kwam dan ook nog de Corona-crisis bij, met alle financiële gevolgen van dien.
Maar ik had wel drie boeken geschreven. En ik wil al mijn schrijfsels toch wel graag netjes als romans in de kast hebben staan in plaats van als een bestandje op mijn computer. Je bent als schrijver toch trots op je werk, wat een ander er ook van vindt, en ik ben erg van het karakter Damien Kingston gaan houden.
En dus besloot ik ze in eigen beheer uit te geven. Kostbaar als je er niet veel van zult verkopen, maar ik zag het maar als een cadeautje aan mezelf. Ik zou er precies genoeg laten drukken voor mezelf, mijn moeder en de lezers die van tevoren hadden aangegeven er één te willen. En waarom dan wachten? Waarom dan geen meters maken en ze gelijk alle drie maar afhandelen? Dat is dan weer iets van mijn ’to do’ lijstje af en geeft ruimte in mijn hoofd. Maar niet in mijn boekenkast, maar dat is weer een ander verhaal.
Er zijn dus twee prequels en één sequel.
Het eerste boek handelt over Damiens jeugd, vanaf zijn vijfde tot zijn zeventiende. We leren hem kennen hoe hij als kind was, zien hoe hij zijn ouders tot waanzin drijft met zijn kattenkwaad, maar zien ook hoe hij op veel te jonge leeftijd steeds meer meekrijgt van de onverkwikkelijke zaken die in zijn uitgebreide plantersfamilie spelen. We leren hoe hij in zijn tienerjaren steeds rebelser wordt en in toenemende mate in aanvaring komt met zijn halfbroer Anthony, wat er uiteindelijk toe leidt dat hij het ouderlijk huis verlaat en de wijde wereld in trekt.
De kaft is misschien een leuke quizvraag. Ik wilde een foto die een plantage zou laten zien of althans een deel van een plantagehuis. Maar aangezien ik nog nooit in Amerika geweest ben en daarom niet in de gelegenheid was daar een foto van te maken, moest ik een list verzinnen. Hebben jullie een idee waar de foto voor de kaft geschoten is? Aan het eind zal ik het verklappen.
Het tweede boek gaat over zijn omzwervingen over de wereld vanaf het moment dat hij op zijn zeventiende het huis verlaat tot wanneer hij als negenentwintigjarige weer voet aan wal in Virginia zet en de Burgeroorlog ingezogen wordt. Twaalf beroepen, dertien ongelukken is wel van toepassing op onze hoofdpersoon. We zien hem volwassen worden, zijn twijfels en woede leren beheersen en we leren zijn vrienden, liefdes en vijanden kennen.
De titel is een woord dat niet in een woordenboek staat, omdat ik het zelf bedacht heb. Er zijn meerdere bestaande woorden die op -cide eindigen. De bekendste is natuurlijk patricide, wat Latijn is voor vadermoord. En in het verlengde daarvan heb je allerlei varianten voor verschillende familieleden, van matricide (moedermoord) en fratricide (broedermoord) tot sororicide (zustermoord) en uxoricide (echtgenotemoord). En zo zijn er nog zeker tien.
In het verlengde daarvan heb je nog andere afleidingen, zoals regicide (koningsmoord), homicide (mensenmoord) en, heel modern, ecocide (het doden van de ecologie van de Aarde). Ik heb daarnaast dus een eigen variant bedacht: peccaticide, oftewel de moord op zonde. Want dat is wat Damien drijft, van land naar land, over de hele wereld, achtervolgd door de erfzonde van zijn familie waaraan hij probeert te ontsnappen.
De kaft was een uitdaging. Het leek me leuk om Damiens medailles te tonen. Maar die moest ik dan wel eerst aanschaffen. En daarbij zijn er twee problemen. De eerste is dat het vaak erg moeilijk is de juiste ‘variant’ te vinden. Dezelfde medaille verandert vaak in de loop der tijd licht van uiterlijk. Sommige hebben te maken met rangen, zoals het Légion d’Honneur. En weer andere gebruiken zogenaamde clasps, dus strookjes metaal op het lint voor elke slag in die oorlog waaraan de drager meegedaan heeft.
Het tweede probleem is dat als je dan eindelijk de exact juiste replica gevonden hebt, ze ontzettend duur zijn. En dan heb ik het niet over honderd euro. Ik ben erin geslaagd om een Crimean War Medal met clasps voor de Alma, Balaclava, Inkerman en Sevastopol te bemachtigen, de Turkish Crimean War Medal en een Victoria Cross. Wat me niet gelukt is, zijn de Punjab Campaign Medal met twee clasps voor Chilianwala en Gujrat en het Légion d’Honneur.
Voor de achtergrond van de medailles op de kaft heb ik een pagina uit een atlas genomen uit het eind van de negentiende eeuw dat in mijn trotse bezit is. Het bestaat uit allemaal etsen van landen, voor zover die bekend waren, van geologische platen, maar ook van volkeren, flora en fauna uit de hele wereld. Zo worden ze tegenwoordig niet meer gemaakt.
Het derde boek speelt zich af na 1866 en omdat er in de Burgeroorlogserie uiteraard geen verwijzingen naar zijn, kan ik er hier weinig over verklappen zonder te spoileren. Maar het Wilde Westen komt zeker aan bod!
Voor de kaft heb ik replica’s gekocht van cowboysporen, met van die draaiende wieltjes. Die heb ik op één van de koeienvellen gelegd die ik heb en ben toen tientallen plaatjes gaan schieten in verschillende composities. Toen mijn man en ik ze op de computer bekeken, kwamen we tot de ontdekking dat er één wel heel bijzonder was. Een klein deel van het koeienvel, ongeveer zo groot als twee handen, blijkt een beetje te glinsteren. De rest van de huid is veel doffer, dus ik weet niet hoe dit komt, maar als de zon erop schijnt, lijkt het bijna of er goudstof op ligt. ‘Het lijkt wel dor prairiegras’, zei mijn man en dat gaf de doorslag. Dus die foto is het geworden.
Nu rest me nog de uitslag van de quizvraag: waar is de foto voor het eerste boek gemaakt? Je zult het misschien niet verwachten, maar dit was op Garinish Island in het zuidwesten van Ierland! In het begin van de twintigste eeuw heeft de eigenaar er prachtige tuinen aan laten leggen vol met neoclassicistische gebouwen zoals een Griekse tempel. Door die architectuur en door het milde, vochtige microklimaat daar, krijg je, als je de goede hoek kiest, een beetje de illusie dat je op de veranda staat van een plantagehuis in het zuiden van de Verenigde staten.