Re-enactwhat?
Ik heb mijn hobby – re-enactment – al dikwijls genoemd. Maar wat is het nu precies? Die vraag krijg ik zo vaak, dat een blog hierover misschien overtijd is.
De subtitel is “Een gids voor newbies tot de Dark Age Experience of Een feest van herkenning voor deelnemers” en dat is wat deze blog poogt te zijn. Het geeft achter-de-schermen-informatie voor hen die aan de hobby willen beginnen, zodat ze weten wat ze verwachten kunnen – verwachtingen zijn vaak anders dan de werkelijkheid, is me gebleken – en een kijkje achter de coulissen, zodat niet-deelnemers begrijpen wat het in al zijn aspecten inhoudt.
Daarnaast zal ik vooral heel veel anekdotes opschrijven, in meer dan twintig jaar (inmiddels bijna dertig) verzameld, voor mede-re-enactors om hopelijk een glimlach rond hun lippen te toveren.
Het is nogal lang – dus misschien in meerdere etappes lezen? – want ik wilde het niet verdelen over meerdere blogs in een half jaar tijd of langer. Het is verdeeld in hoofdstukken, variërend van vragen van het publiek, grappige gebeurtenissen en authenticiteit, tot show fights, de waanzin van de hobby en vriendschap, en alles wat ertussen ligt.
De problematiek waar je als organisator tegenaan loopt, zal ik dan voor een volgend blog bewaren. Want dat is echt een heel hoofdstuk apart.
Dus laten we beginnen met wat de hobby is en waarom we het doen.
*
Daar sta je dan, een nieuwpieper bij het bedrijf, die heel hard probeert een goede indruk achter te laten bij je collega’s tijdens de eerste lunch. Ze zijn allemaal nieuwsgierig om te weten wie je bent. Pas je wel in de groep? Ga je voor problemen zorgen? Ben je van plan te blijven of ben je slechts aan het job-hoppen?
Na een weekje of zo heb je jezelf door deze eerste gesprekken geworsteld en dan duikt de volgende logische vraag op: wat doe je in je vrije tijd?
Ah, de alarmbellen gaan meteen af. Je jaarcontract is nog niet getekend! Dus je probeert hen af te leiden door te doen alsof je ontzettend veel interesse hebt in hen, wat altijd goed is, natuurlijk. Dus je kaatst de vraag soepeltjes terug: “Ja, ik heb een hobby. En jij? Wat is de jouwe?” Je kijkt naar de klok en hoopt dat het al tijd is om terug te keren naar de werkvloer voor ze erachter komen dat ze misleid zijn.
De eerste persoon aan de lunchtafel vertelt je dat hij een filatelist is. “Ah, ja, natuurlijk,” zegt iedereen, hoewel je ze ziet denken ‘saaaaaaaaaai’.
De volgende persoon, duidelijk trots dat hij een meer actieve levensstijl heeft, zegt dat hij voetbalt. “Ah, ja, natuurlijk,” zegt iedereen, hoewel je de persoon naast je hoort mompelen dat dit de reden is dat de bastaard zo vaak ziekteverlof opneemt vanwege zijn sportblessures.
En zo gaat het de ronde. En dan, ondanks je sluwe pogingen om onder deze plicht uit te komen, is het jouw beurt. “Wel,” zeg je, “mijn hobby is re-enactment.”
Stilte. Vraagtekens op alle gezichten. Lege blikken. Geen teken van herkenning.
“Re-enactwhat?”
Zucht… Dus het eeuwige uitleggen van wat je hobby precies inhoudt, begint, hoewel je weet dat aan het eind ze nog steeds geen idee zullen hebben.
Dus heb wat geduld met me, lieve lezers, als ik zal proberen wat deze hobby, ook wel genaamd ‘levende geschiedenis, is.
*
Een re-enactor is een soort raar, extravagant persoon, die van geschiedenis houdt en denkt dat niets beter is dan zijn of haar favoriete periode in de geschiedenis zo authentiek mogelijk te herbeleven. Hij reist meer dan 500 kilometer om andere soortgenoten te ontmoeten, bouwt zijn (authentieke) tent op een of ander drassige, verzadigde weide zonder douches en met inadequate toiletten op. Hij onderwerpt zich vrijwillig aan overmatige regen, tentscheurende stormen, bottenrammelende koude en verzengende hitte, slaapt dikwijls op schapenvachten op de grond, kookt met (authentieke) ingrediënten boven een open vuur in een ketel tot zijn ogen zeer doen, draagt (authentieke) kleding die bij de periode passen, alleen vanwege de lol om de geschiedenis te herbeleven.
Hij studeert ook om kennis over allerlei soorten onderwerpen te vergaren, traint hard met (authentieke, hoewel replica) periode-gebonden wapens en toont zijn martial arts in show fights, waarbij hij regelmatig blauwe plekken oploopt (hoewel zelden ernstig gewond raakt). Hij verdraagt irritante bezoekers en de eindeloze reeks van steeds dezelfde vragen, terwijl hij probeert een en ander uit te leggen, tracht zich te voegen naar de veeleisendheid van de organisatie, gebruikt al zijn vrije tijd om zijn eigen schoenen, zijn eigen stoel, zijn eigen mes, zijn eigen kleding te maken, alles zo authentiek mogelijk.
En waarom? Omdat het leuk is. Omdat het gaat om de ervaring hoe dingen geweest hadden kunnen zijn toentertijd. Omdat het ook gaat om de archeologische vondsten en interpretaties van archeologen te testen. Omdat het gaat om die paar werkelijk geïnteresseerde bezoekers. Omdat je wilt weten hoe het voelt om zo te slapen, hoe zwaar zo’n legerrugpak werkelijk is, of de verhalen kloppen over het afschieten van een musket. Omdat het ook gaat om het delen van goede gesprekken en goed gezelschap rond een kampvuur ’s avonds zonder die verdomde apparaten genaamd TV of computer of iPhone. Omdat je er ook heel speciale vrienden leert kennen en ontdekt wat woorden als gemeenschap en dingen als elkaar uit de brand helpen werkelijk betekenen. Omdat het je te doen is om terug te keren naar de basics, jezelf opnieuw uit te vinden, de trots te voelen dat je een ware homo universalis bent.
*
Nu doe ik deze hobby al heel, heel erg lang. En we hebben wel het een en ander meegemaakt. We have seen the elephant. Veel gezien, veel gehoord, veel gedaan. Been there, done that. En rond die bovengenoemde beruchte kampvuren leveren deze ervaringen een paar puike verhalen op, die soms niet eens aangedikt hoeven te worden.
Het is jammer dat je niet altijd alles wat je weet, kunt vertellen. Roddel is een verraderlijke struikrover die altijd langs de kant van de weg op de loer ligt. En het is niet mijn bedoeling hier mensen te kwetsen of zelfs te beschadigen. Dus een aantal zaken, de meest spreekmakende, zal ik onbesproken moeten laten. Bepaalde incidenten worden het best niet opgerakeld.
Maar is het niet jammer dat de volgende ochtend de meeste van deze verhalen alweer vergeten zijn, verdronken in een overdosis zoete mede? Dus daar is deze blog nu voor. Het is om je te laten meegenieten van een klein deel, het deel dat we veilig kunnen vertellen, van mijn en mijn families ervaringen, niet alleen als deelnemers, maar ook – en misschien voornamelijk – als organisatoren van Vroeg Middeleeuwse Re-enactment Evenementen. Nu mijn man en ik besloten hebben niet langer meer te organiseren, maar alleen nog deel te nemen, en het stokje overgedragen hebben aan onze dochters, lijkt het moment voor dit verhaal aangebroken.
*
Voor ik een blik achter de coulissen biedt aan diegenen onder de lezers die geen re-enactors zijn, laat ik beginnen met wat het betekent om deze hobby voor publiek te doen. Want dat maakt re-enactment ook uniek: er zijn bijna altijd betalende bezoekers mee gemoeid. En dat levert soms bijzondere interacties op.
Vragen van bezoekers
Natuurlijk, het publiek is belangrijk. Of je ze nu wel of niet irritant vindt, zij zijn degenen die betalen om ons te zien, wat dus weer betaalt voor wat we dan ook voor vergoeding krijgen (soms alleen koffie in de ochtend, soms wat benzinegeld, soms een paar vrijbiertjes etc.). Dus de klant is koning en je probeert behulpzaam, geduldig en beleefd te blijven tot het bittere einde.
Maar, toegegeven, dat is niet altijd eenvoudig. Soms is het zelfs verdomde moeilijk. Ik denk dat de re-enactors onder jullie me wel begrijpen. Niet elke bezoeker is namelijk beleefd, vriendelijk en oprecht geïnteresseerd. Het merendeel wel, hoor, maar ja, niet iedereen.
*
De top drie van meest gestelde vragen door bezoekers is zonder twijfel “Slapen jullie hier echt?”, “Gaan jullie dat echt opeten?” en “Is dat vuur echt?” Het antwoord op alle drie is ‘ja’.
Deelnemers komen van heinde en verre, reizen soms meer dan 1000 kilometer en hun tent is op een evenement dan hun huis, hun ketel en kampvuur hun keuken. We gaan geen heerlijk eten koken om het vervolgens weg te gooien en dan een patatje te bestellen. Omdat het op open vuur gekookt is in een middeleeuwse ketel, is het nog niet oneetbaar. En alsjeblieft, duw de handen van de kinderen niet in het vuur om te bewijzen dat de vlammen niet echt zijn. Want ja, ouders doen dat, constant.
Meestal begin ik tegenwoordig mijn verhaaltje door bezoekers uit te leggen dat we geen gehuurde werknemers zijn, dat we niet betaald worden en dat alle voorwerpen ons eigendom zijn, door ons gemaakt en betaald. Dat blijft hen verbazen en vreemd genoeg, vanaf dat moment, worden ze veel voorzichtiger met je spullen. Blijkbaar is het volkomen aanvaardbaar om er ruw mee om te gaan als het van het museum is…
We krijgen vrachtladingen vragen, de meeste leuk en begrijpelijk, maar ook vragen waarover je je wenkbrauwen optrekt. In het begin dacht ik dat het uitzonderingen waren, maar inmiddels weet ik wel beter. En een heel enkele keer verlies je zelfs de hoop voor de mensheid. Dus laten we eens kijken naar een selectie van de grappigste vragen en opmerkingen die ik of vrienden gehoord hebben.
*
Sommige mensen hebben geen idee hoe bepaalde moderne – of antieke – voorwerpen of producten ontstaan. Ze zijn opgegroeid met het idee dat melk uit pakken komt en walgen van het idee dat het echt uit een koe komt. Het grappige is dat ze vaak geloven dat het moderne spul authentiek is en het oude spul één of andere rare uitvinding. Hier zijn een paar opmerkingen en vragen om dit te illustreren. En geloof me, het waren allemaal serieuze opmerkingen, geen grapjes.
- Een kind van een bezoeker vond wat onbewerkte wol. “Is dit glasvezel?”
- “Het zwaard waar je zojuist mee vocht, is van latex gemaakt, toch?”
- Re-enactor loopt uit het voorraadshok met een appel en een broodje pindakaas. Bezoeker: “Hé, dat is niet authentiek! Ze hadden toen nog geen appelen!”
- “Dit langhuis is niet authentiek. Ze hadden toen nog geen hout.”
- Viking: “Ik maak een naald van bot.” Bezoeker: “Ah. Dus het is van plastic?”
- “Dat is geen echt water in de ketel. Dat is doorzichtige folie.”
- Bezoeker kijkt naar een Viking die wol aan het spinnen is met een spintol. “Kijk, dat is hoe ze toen suikerspinnen maakten!”
- “Zijn dat varkenshorens?”
- Bezoeker kijkt naar een complete elandhuid aan de wand. “Kijk, schat, een konijnenvel!”
- “Heb je ook foto’s uit die tijd, dus echte foto’s uit de Vikingtijd, gemaakt in die tijd?”
- Moeder en dochter kruipen uit een replica van een hunebed, van binnen nauwelijks groot genoeg om languit in te liggen. “Oh, daar woonden ze vroeger in! Toch?” Toen ik zei dat het een graf was, stond ze te gruwen dat ze erin geweest was. Waarop vader gegeneerd zijn vrouw toesnauwde: “Heb jij nooit op school gezeten?”
*
Het is moeilijk voor het publiek om te weten wat wanneer plaatsvond. Dat is prima. Je kunt niet alles weten. Maar het is wijs om je kinderen niet te onderwijzen over iets waar je niets vanaf weet. Ik vond het erg grappig een vader tegen zijn zoon te horen zeggen “Zoon, met dit zwaard vochten de Vikingen tegen de Romeinen!”
Ze doen het ook de andere kant op. Ze schrijven te veel kunde aan ons toe, zoals die aardige bezoeker die naar de waren van een koopman keek, waaronder juwelen. “Is alles van zilver? Ook de speerpunten?”
Soms is er een zekere miscommunicatie. Mensen zien een middeleeuws voorwerp en herinterpreteren het naar moderne standaarden. Dat levert soms grappige opmerkingen op.
- Re-enactor zet zijn tent op. Bezoeker: “Kijk, ze bouwen schommels!”
- Krijger bindt zijn beenwikkels om. Bezoeker: “Oh mijn hemel, heb je jezelf zeer gedaan?”
- Bezoeker kijkt naar schilden. “Kijk eens wat een coole tafelbladen!”
*
Deze opmerkingen zijn aardig en onschuldig. Maar soms worden mensen heel onvriendelijk. Ze willen laten zien dat ze alles weten, vaak naar een zoon of vriendin toe, en worden dan kwaad als ze gecorrigeerd worden.
- Bezoeker wijst naar een speerpunt. “Zoon, dit is een speervoet.” Viking: “Sorry, meneer, maar het is eigenlijk een speerpunt.” Bezoeker, boos: “Wel, wie weet het nu beter hier? Ik zeg dat het een speervoet is.”
- Viking maakt een schaal uit hout. “Kijk, zoon, hij maakt een helm.” Viking: “Niet helemaal, meneer. Ik maakt een houten schaal.” Bezoeker: “Zou je me niet tegen willen spreken waar mijn zoon bij is? Wat weet jij ervan?!”
*
De beste opmerking die ik ooit gehoord heb, werd gemaakt door een Amerikaan in Polen. Een re-enactor droeg een Slavische helm met een kleine ‘knop’ aan beide zijden. Bezoeker: “Die kleine knoppen aan beide zijden van de helm zijn bedoeld om de horens op te schroeven, want Vikingen dragen horens op hun helmen, en na het gevecht nemen ze de horens eraf en drinken er het bloed van hun overwonnen vijanden uit.” Ik weet niet of hij kwaad geworden zou zijn als hij gecorrigeerd was, want niemand nam de moeite. Sommige zaken zijn hopeloos.
*
Soms worden onze inspanningen en talenten niet gewaardeerd. Sommige re-enactors hebben tenten met prachtig uitgesneden planken. Het zijn kleine kunstwerkjes waar je trots op kunt zijn. Dus je voelt je dan niet echt gewaardeerd als je de volgende opmerking naar je hoofd krijgt: “Om zoveel entree betaald te hebben om naar een doe-het-zelf-bouwpakket van lappen en planken te kijken…”
Het idee van iets wat echt is, lijkt soms ook ongrijpbaar voor sommigen. De vraag of het vuur echt was, staat in de top drie, en we lazen al over nepwater. Bij het roosteren van een varken boven open vuur heeft mijn man vaak genoeg de opmerking gekregen dat het een plastic varken was, wat niet echt een goed idee geweest zou zijn boven echte vlammen. Maar ja, wat maakt het uit, want het vuur was toch immers ook nep?
Maar het kan nog erger. Ik liet een keer aan een tuigje mijn fretten uit. Ze huppelden speels in de rondte, waren lekker aan het graven en hadden het enorm naar hun zin. Daarom kon ik mijn oren niet geloven toen iemand zich genoodzaakt voelde te vragen of ze levend waren. Wat dacht ze dan? Dat het knuffels op batterijen waren?
*
Ik begon deze blog met een poging uit te leggen wat onze hobby inhoudt. En dat is nodig, want mensen hebben soms de vreemdste opvattingen over ons, zelfs nog afgezien van degenen die denken dat we Indianen zijn of uitbeelden (want ja, we zitten toch in tenten?). Sommigen denken blijkbaar erg negatief over ons en wat we in het echte leven doen, bewezen door de volgende opmerkingen.
- “Neeheeeee. Dit is een kermisattractie. Deze mensen reizen rond met hun act!”
- Kind van een bezoeker: “Wat zijn dit allemaal voor mensen, mama?” Moeder: “Dit zijn allemaal lelijke mensen.”
- Bezoeker A: “Ik moet zeggen dat deze mensen nogal een slag apart zijn.” Bezoeker B: “Ja, ze zijn hetzelfde soort als je in nudistenkampen vindt.”
- “Besteed geen aandacht aan hen. Het zijn maar kunstenaars; hebben nooit een dag in hun leven gewerkt!”
- “Wassen jullie je ooit wel eens?”
- “Speel niet met die Vikingkinderen, zoon, want die deugen niet!”
*
Anderen denken dat we echt zijn, dat we een soort minderheidsgroepering zijn, zoals Native Americans in de USA. Eerst dacht ik dat ik het verkeerd gehoord had en dat de re-enactor die het me vertelde, het verzonnen had, maar toen hoorde ik het van verschillende bronnen, dus het moet een wijdverbreid idee zijn. Hoeveel van jullie hebben een variatie gehoord op het volgende thema: “En hoe gaat dit land om met zijn rassenproblematiek aangaande de Vikingminderheid hier?”
Daar waar sommigen denken dat we echt zijn, geloven anderen juist dat we ingehuurde acteurs zijn en dat we betaald krijgen om een showtje op te voeren. Een moeder die haar baby de borst gaf, werd gevraagd of ze dat echt deed of dat het voor de show was. En mij is gevraagd of mijn dochters mijn echte kinderen waren of dat ze van een castingbureau kwamen.
Een juweel van een opmerking werd me door een kennis verteld. Een bejaarde bezoekster van rond de tachtig keek rond naar al die re-enactors die samen in tenten leefden. “Zo, dus doen jullie ook aan groepsseks?” vroeg ze. Misschien was het ’t einde van de dag en was de re-enactor moe of misschien was het de zoveelste schunnige opmerking, maar wat de oorzaak ook was, het dreef haar tot het volgende antwoord: “Natuurlijk. We slapen in één grote zaal en elke nacht schuiven de mannen één bed naar rechts op.” De oude dame, zonder ook met een moment te verblikken of te verblozen: “Dat is cool!” Ze moet gedacht hebben in de verkeerde tijd geboren te zijn.
Absoluut schattig was de bezorgde opmerking van een bezoekster toen ze een jonge mannelijke Viking zijn muts zag borduren. “Ach, jij arme jongen, dat is nogal een straf die ze je gegeven hebben!”
Zorgelijker was het kleine kind, die een Viking rond zag lopen met zijn zwaard over zijn schouder achter zijn nek en zijn handen op zijn gemak over het lemmet bungelend. “Mama, kijk, die man gaat zelfmoord plegen!”
*
Maar niet alle kinderen zijn schattig. Sommigen hebben schijnbaar maar weinig opvoeding genoten. Na een show fight liep een kind van een bezoeker naar een krijger. “Hoorde jij bij die kant van het leger?” vroeg hij. “Ja, hoezo?” vroeg de krijger. Als antwoord stompte de jongen hem in de ribben. “Waar deed je dat voor?” vroeg de krijger verbouwereerd. “Omdat ik jouw zijde shit vond!” schreeuwde het jochie en stormde weg.
En wat te denken van de dame die twee Vikingen runen in een steen zag hameren en opmerkte: “Die steen is eeuwen oud en nu beschadigen jullie het. Vind de steen dat niet erg?” Wat moet je met zo’n vraag? Mijn man antwoordde toen: “Wie mooi wil zijn, moet pijn lijden, mevrouw.”
Ja, wij kunnen ook bot zijn.
Klachten van bezoekers
Het publiek heeft niet alleen vragen, maar soms ook klachten, hoewel de scheidslijn daartussen soms moeilijk te bepalen is. De klachten variëren van het schenden van de zondagsrust tot milieuvervuiling, van exhibitionisme en geweld tot discriminatie, van nazisme en kinderverwaarlozing tot nalatigheid en het niet spreken van Nederlands (door onze buitenlandse deelnemers).
*
Zondagsrust
Ik respecteer iemands geloof, maar val mij er niet mee lastig. Als je een strikte christen bent en heilig gelooft in de zondagsrust, dan snap ik echt niet waarom je een park of evenement bezoekt, waar andere mensen moeten werken bij de entree, in het restaurant enz. Geloof het of niet, maar zondagsrust staat ons vaak in de weg. Het heeft al eens gezorgd dat een evenement helemaal niet door kon gaan (zie het volgende blog over het organiseren van evenementen), maar we zijn ook nog wel eens door een bezoeker belasterd voor werken op de dag des heren.
*
Milieu en natuur
En hoe hadden we in hemelsnaam de gore moed om open vuur te gebruiken? Hadden we wel enig idee wat dit met het milieu deed? Dat we het gat in de ozonlaag vergrootten? Dat we de toekomst van onze kinderen verwoestten? Dat bezoekers zere ogen kregen vanwege onze pyrotechnische aandrang? Zelfs buren van een evenement eisen soms dat de vuren uitgaan (dat betekent dat je dus niet kunt koken), terwijl ze zelf doodleuk de BBQ nog even opstoken.
En dan dat bont! Ik heb officiële klachten tegen ons gezien dat we arme, onschuldige diertjes vermoordden voor hun huiden en dat de Dierenbescherming, PETA en de Milieupolitie hiervan zouden horen. Nodeloos te zeggen: we hebben nooit een woord gehoord…
*
Geweld en exhibitionisme
Als je een Viking show fight bezoekt, kun je wapens verwachten. Als je een show fight van gladiatoren bekijkt, kun je mannen in lendendoeken verwachten. Ga niet een potje lopen klagen over het geweld dat die arme, juichende kinderen opgedrongen wordt – die thuis heel wat gewelddadigere computerspelletjes spelen – of de naaktheid van de jongemannen die een murmillo of retarius uitbeelden.
*
Discriminatie
Ja, het D-woord. We komen er tegenwoordig niet meer omheen. Blijkbaar maken wij ons hier ook schuldig aan, maar niet zoals je zou denken. Op een dag was mijn man al op het terrein, als eerste, ruimschoots voor de rest zou arriveren. In zijn uppie probeerde hij een nogal grote Saksische tent op te zetten, wat niet echt eenvoudig is. Eigenlijk is het bijna onmogelijk.
Zwetend en vloekend had hij het bijna voor elkaar, toen hij door een late bezoekster werd aangesproken.
“Ooooh,” kirde deze paradijsvogel, gekleed in een mengeling van Hindoe flower power en esoterische, spiritualistische omhulsels en accessoires. “Wat een zaaaaaaalige hobby.” Shit, concentratie weg, tent gevallen. “Meneer, hoe kan ik met deze hobby beginnen?!”
Kijk, we zijn terug bij vragen van het publiek. Maar we komen snel genoeg bij de klachtensectie. “Wel,” antwoordde mijn altijd-diplomatische echtgenoot, die zijn ergernis onderdrukte, “je moet dan eerst een basiskit samenstellen.”
“En hoooooeeee, meneer, doe ik dat?” spinde de dame.
“Wel, je hebt kleding nodig, dus je probeert 100% wol te kopen en…”
“Wol? Oh nee, dat gaat echt niet! Ik ben allergisch voor wol!”
“Wel, dan kun je puur linnen nemen en…”
“Nee, nee. Ook geen linnen. Ik heb een erg gevoelige huid en linnen is zoooo ruw.”
Ondertussen was mijn man tamelijk geërgerd aan het worden. “Wel, je kunt dan iemand uitbeelden uit het verre oosten of zuiden en kijken of het authentiek is om alleen zijde te dragen en…”
“Zijde?” riep ze in afschuw uit. “Heeft u wel enig idee hoeveel arme rupsen voor zijde sterven? Nee, nee, nee!”
“Wel, mevrouw, in dat geval zou het wel eens lastig kunnen worden met een hobby als deze te beginnen…”
De dame werd woedend. “Dat is schandalig! Jullie discrimineren mensen met een handicap! Als ik één van die stoffen draag die u noemt, sterf ik!!”
Mijn man glimlachte kalmpjes. “Wel, mevrouw, dat lost het probleem dan wel meteen op, nietwaar…”
*
Nazisme
Sinds een zekere gast in de 20e eeuw wat symbolen en namen van tien eeuwen daarvoor heeft misbruikt, heeft onze tijdsperiode een veeg van schandaal over zich. Het woord ‘viking’ alleen al is genoeg om sommige mensen te laten denken dat we een soort rechtse fanatici zijn.
Een vaak gehoorde klacht van bezoekers is over het gebruik van swastika’s (hakenkruizen). Het probleem is hier dat het een authentiek symbool uit die periode is met en totaal andere mening dan in latere tijd (en ook een net even andere vorm).
Je zou kunnen discussiëren waarom we het dan moeten gebruiken als er zoveel andere symbolen zijn. Dat is waar. Het symbool kwam al niet veel voor om mee te beginnen, dus we hoeven er niet mee te koop te lopen. Aan de andere kant zouden we ook niet gedwongen moeten worden om het helemaal niet meer te gebruiken als het soms nodig is. Sommige mensen hebben veel onderzoek, geld, liefde, talent en tijd gestoken in het maken van een exacte replica van een bepaalde grafvondst, en als in dat graf een ring lag met een swastika of een kaartweefband waar het ingeweven zat, dan zou de re-enactor in staat moeten zijn die te dragen zonder gemene opmerkingen te krijgen.
Althans, dat is mijn mening.
*
Kindermishandeling
Die slechte, slechte re-enactors! Hun arme, arme kindertjes! Die worden tegen hun wil naar die nare, nare Viking evenementen gesleept. Daar moeten ze de hele dag met elkaar spelen! Daar worden ze vuil, aangezien ze in de leemkuil spelen of in bomen klimmen of door plassen rollen. Daar slapen ze als ze moe zijn, als het moet in het eerste het beste bed dat ze vinden, zelfs als dat niet hun bed is. Daar worden ze door elke re-enactor gevoederd. Daar kunnen ze elk handwerk uitproberen waar ze zin in hebben. Daar hebben ze tientallen ‘ooms’ en ’tantes’ die op hen letten.
Die arme kindertjes. Ik kan me niet meer heugen hoe vaak ik wel niet gedreigd ben met de Kinderbescherming, die ons onze kinderen af zou komen pakken.
Nee, meneer, de kinderen branden zich niet aan het vuur, aangezien ze geleerd hebben ermee om te gaan, in tegenstelling tot uw kinderen die krampachtig erbij vandaan gehouden worden. En nee, het is niet gevaarlijk dat ze hun eigen brood met een scherp mes snijden. En ja, ze hebben hier vriendjes om mee te spelen en worden niet meegebracht voor dwangarbeid. En ze worden ook niet getraumatiseerd, omdat hun vader aan nepgevechten meedoet. En ja, ze gaan naar school, leren lezen en schrijven en gaan ook nog eens thuis onder de douche. In feite spraken mijn kinderen op hun 9e al drie talen, konden zonder stamelen een presentatie houden en haalden negens voor geschiedenis.
“Weet je zeker dat je dit leuk vindt?” “Zou je niet liever naar Disneyland gaan dan hier?” “Zijn je ouders hier ook of ben je helemaal alleen?” “Hebben jullie thuis ook een w.c.?”
Sommigen zijn werkelijk bezorgd over de vreugde en het welzijn van onze kinderen. Terwijl mijn dochters druk aan het spelen waren met andere kinderen, vroeg een bezoeker hun: “Ben je niet eenzaam en heb je hier wel vriendjes?”
En de jeugdige veiligheid is ook een reden van zorg. Jaren geleden vroeg iemand mijn acht jaar oude dochter of ze wel toestemming had in haar eentje naar het toilet te gaan. Ik kan nog begrijpen dat je soms vraagt of kinderen vuur mogen maken of een mes hebben, maar we mogen toch wel aannemen dat een kind van acht oud genoeg is om zindelijk te zijn.
*
Niet vervulde verwachtingen
Op een dag op een evenement kwam een bezoeker naar me toe, nogal buiten zichzelf. “Waar is de Viking markt?” vroeg hij. Ik was versteld en wees rondom me naar ongeveer 160 tenten, waarvan 1/3 bestond uit marktkramen. “Wel, meneer, u staat erop,” legde ik uit.
“Nee, dat is niet wat ik bedoel,” schreeuwde de man. “In de krant beloofden ze dat er hier een Viking markt zou zijn. Ik kan het niet vinden!”
Ik wist nog steeds niet wat ik antwoorden moest. “Wel, kijk rond u, meneer, al die tenten, dit is de markt. En veel tenten verkopen spullen. Wat verwachtte u dan?”
“Wel, een markt!”
Ik moet ook niet van die domme vragen stellen.
*
We hadden een keer een vol programma, met show fights, modeshows, wapendemonstratie en dergelijke. Oh, en ik geloof dat het één van die infame jaren was dat we ook een rechtspraak met onthoofding of een brandmerking hadden. Het publiek kreeg een tijdschema bij binnenkomst. Dat jaar had ik besloten om een mythe te vertellen en aangezien ons schema nogal vol was, was ik min of meer gedwongen het vroeg op de dag in te plannen. Onvermijdelijk betekent dit dat bezoekers die laat komen, het mislopen, aangezien ik niet van plan was het twee keer per dag te doen.
Ik was net klaar en was terug bij mijn tent, waar ik een snelle lunch voor mijn man aan het maken was, aangezien de wapendemo op het punt van beginnen stond, toen een bezoeker me benaderde, half rennend en helemaal buiten adem.
“Mevrouw, mevrouw, ik heb de mythevertelling gemist!”
Ik zei hem dat me dat erg speet.
Dat was niet voldoende. Hij was boos. Erg boos. Hij wilde, nee, eiste, de mythevertelling. En waarom in hemelsnaam was er niet nog een tweede later op de dag? Ik legde hem uit dat ik gewoon geen tijd had er nog één te doen, dat ik kinderen had om voor te zorgen, dat dit immers mijn hobby was en geen betaalde arbeid moest worden zonder vergoeding, maar hij viel niet te vermurwen.
“Ik ken alle mythes uit mijn hoofd!” zei hij. “Ik zou het zo graag gehoord hebben!”
Mijn eerste gedachte hierna was ‘shit’, mijn tweede ‘god zij dank’. Ik was er zeker van dat als hij erbij aanwezig geweest was, hij me constant verbeterd zou hebben.
Die angst werd versterkt door zijn volgende uitroep. “Ik bezit alle drukken van elk boek over mythes die er zijn!”
Oh – mijn – hemel! Ik was door het oog van de naald gekropen! Maar wat ik ook zei, de man wou gewoon niet weggaan. Dus ik deed iets gemeens. Ik zette een uitgestreken gezicht op en werd bijzonder ernstig. En in een bijna samenzweerderige toon zei ik: “Wel, meneer, aangezien u duidelijk in mythen bent geïnteresseerd, heeft u gehoord dat slechts een paar dagen geleden ze een nieuwe gevonden hebben, één die tot nu toe volkomen onbekend was?”
Zijn ogen werden groot van opwinding en ik verfraaide de leugen. “Ze vonden het geschreven op een stukje berkenbast en het is opgegraven in het oude Staraya Ladoga. Ik heb nog geen verdere info, aangezien het nieuws nog maar zo vers is.”
Hij raakte helemaal oververhit. “Oh, ik ga meteen naar huis!” zei hij. “Ik ga op het internet zoeken!” En weg was hij.
Dat was veruit het gemeenste wat ik ooit gedaan heb waar het bezoekers betrof. Zeggen jullie maar of het terecht was…
*
Nu heb ik geprobeerd in een notendop uit te leggen wat onze hobby behelst voor lezers die geen re-enactors zijn en ik heb wat vragen opgesomd die voorbijkomen, vragen die duidelijk aangeven hoe weinig bezoekers echt begrijpen wat we nu aan het doen zijn. Dus laten we nu de hobby zelf analyseren.
Een evenement begint altijd op dezelfde manier: door je kampement op te bouwen.
Het opbouwen van je kampement
Het opbouwen – of afbreken – van het kampement is zonder enige twijfel het meest stressvolle moment van een re-enactment weekend (of week). Ik denk dat velen van ons momenten van wanhoop voelen kort voor het moment dat de auto gepakt moet worden, aangezien je weet welke herculische taak er aan het eind van een kilometerslange reis op je wacht.
Dus je hebt je hele huis leeg getrokken en bent er op de een of andere manier in geslaagd het allemaal in je auto te stouwen, want zelfs als je elk seizoen een grotere auto koopt, passen je spullen nooit. Je hebt uren snelwegwaanzin, saaie landweggetjes en onvermijdelijke files overleefd en komt aan bij de plek van het evenement.
Ik moet toegeven dat het laatste deel niets meer aan is sinds we allemaal een navigatiesysteem hebben… Alleen al de reusachtige uitdaging om de meest verborgen plekjes te vinden met alleen de al dan niet deugdelijke aanwijzingen van de orga was een avontuur op zich, dat me een onovertroffen gevoel van voldoening gaf als ik uiteindelijk slaagde.
Dus nu rijden we foutloos in één keer naar de beoogde kampeerplek en kan de monsterklus beginnen.
*
Voor velen is het stressniveau hoog gestegen tegen de tijd dat ze er eindelijk zijn, de organisatie gevonden hebben en hun tent op willen gaan zetten. Ruzies, vaak tussen man en vrouw, breken dan uit. Het overkomt de meesten van ons wel eens (ja, ons ook), maar sommigen zijn er bedreven in.
Van tevoren kunnen we degenen aanwijzen die zullen exploderen en ik heb wel eens met vriendinnen een wedje gelegd wie het eerst zou ontploffen en waarover. Niet aardig, maar ach, zonder tv moet je toch wat. En nee, ik ga hier geen namen noemen. Maar zelf maar een lijstje.
Meestal is het de man die explodeert, die tegen de vrouw begint te schreeuwen, soms terecht, soms onterecht, omdat de ‘stomme koe’ de tentpalen scheef vasthoudt, omdat de ‘hersenloze idioot’ geen flauw benul heeft en omdat de ‘nutteloze tut’ niet erg meewerkt.
Aan de andere kant is het de vrouw die meestal loopt te zeuren dat de tent net tien centimeter meer naar rechts moet, dat de luifel niet precies staat zoals zij het in gedachten had, dat de man eerst de kisten uit moet laden en niet de schapenvachten.
Bij het afbreken is het vaak nog een stapje erger dan bij het opbouwen, want iedereen is dan moe en wil snel naar huis.
*
En laten we niet die ongrijpbare factor vergeten waar we geen invloed op hebben: het weer. Kun je je een evenement herinneren, waar je je tent op probeerde te zetten in stromende regen, liefst ook nog in het donker, tijdens een harde storm, die de tent uit je handen rukt? Vast wel.
Dus laten we het over het weer hebben…
Het weer
Weer, oh glorierijk weer…
We zijn bekogeld door de rijpreuzen met hagelstenen, tot de wereld wit was.
We zijn gemarteld door Ullr en Skadhi met sneeuwstormen en vrieskoude.
We zijn gebeukt door stormen en zelfs tornado’s, gestuurd door Odin.
We zijn doorweekt en verzopen door Thors regen, zelfs tot het punt van evacuatie.
We zijn verzengd en uitgedroogd door Sól.
We zijn geterroriseerd door Byleistrs bliksem.
Tot nu toe is het enige dat wij zelf nog niet ervaren hebben Loki’s natuurbranden…
*
Extreem weer kan een evenement tot een survival camp maken. We hebben meren in onze tent gehad, enkeldiep. Ik heb andere tenten gezien waarbij het water bijna kniediep stond. We hebben grachten rond onze tent gegraven die zich binnen vijf minuten met regenwater vulden. We zijn geëvacueerd naar scholen tot die ook onderliepen.
We hebben in het midden van de nacht aan onze tenttouwen gehangen om te zorgen dat die niet wegvloog. We hebben noodreparaties uitgevoerd, wanneer de stof scheurde of het hout brak. Als het hard waait, hoor je ’s nachts overal om je heen gehamer, wanneer mensen er extra haringen bij slaan of een stuk doek opnieuw vastzetten.
We zijn wakker geworden onder centimeters sneeuw. We hebben geschuild voor hagelstormen om pas na twee uur naar buiten te komen en een wereld te treffen die we niet meer herkenden.
En ik heb horrorverhalen gehoord die nog veel erger waren dan onze ervaringen, zoals dat kamp dat dodelijk door de bliksem getroffen werd of waar een dam of sluis – ik weet even niet meer wat het was – brak en binnen no time het hele veld kniediep onderstond. Veel T-shirts met teksten als Ik heb kamp X overleefd zijn het bewijs van wat re-enactors doormaken. Vrijwillig!
*
Sommigen gaan dan naar huis. Maar tenzij ze kleine kinderen hebben, wordt daar meestal niet gunstig over gedacht. Want de meesten blijven en houden vol. Waarom? Omdat het erbij hoort. Omdat we het de orga beloofd hebben en het in de media al aangekondigd is en er kosten voor ons gemaakt zijn. Omdat we niet de slappelingen willen zijn die gaan. Omdat we ons er trots en taai door voelen. Omdat het naderhand fantastische kampvuurverhalen oplevert. Omdat we vakantiedagen opgenomen hebben, ons erop verheugd hebben, veel geld aan benzine hebben uitgegeven om er te komen, en er gewoon geen seconde van willen missen. Omdat het een onvoorstelbaar gevoel van saamhorigheid creëert…
En omdat het ook een deel is van waar we naar op zoek zijn: de ervaring uit eerste hand van het leven toen, of je nu een Viking uitbeeldt, een Napoleontische soldaat of een landsknecht.
Tijdens een extreem koud Paasweekend, waar het echt bijna niet uit te houden was, hadden wij van de directie toestemming om het evenement een dag eerder af te blazen. Ik verheugde me er stiekem al op naar huis naar de haard en warme douche te kunnen. Maar toen we het de deelnemers voorstelden, was maar één iemand – inderdaad, met kleine kinderen – die er gebruik van wilde maken. De rest wilde blijven.
Het is het allerbelangrijkste wat mensen van buiten de hobby niet begrijpen. Als ik naar het weerbericht kijk en ik uit mijn zorgen op het werk over het weekend, snappen ze echt niet waarom ik dan toch ga. “Ik zou dat echt nooit doen,” zei mijn collega eens tegen me. Wel, dat is waarom zij andere hobby’s heeft, denk ik.
*
Maar laten we daar niet bij stil staan. Laten we het hebben over regen, wind of koude. Of erger: de Afschuwelijke Drie, de Nornen der Weerrampen, de Zusters van Bottenkrakende Omstandigheden… regen en wind en koude. Ik kan er één gemakkelijk verdragen. Ik kan er met twee omgaan. Maar met alle drie in samenspel voel ik toch wel wat wanhoop als het langer dan een dag duurt.
Het zijn ook de ergste omstandigheden voor een organisator. Niet alleen blijft het – niet zo taaie – publiek weg, maar het is ook lastig om de ergste problemen die door het weer veroorzaakt worden, het hoofd te bieden.
Weides veranderen in meren of moddermoerassen en die kunnen enigszins doenlijk gemaakt worden door enorme ladingen stro of zaagsel of spaanders. Een droogtrommel kan soms aangeboden worden, zodat iedereen iets droogs heeft om te dragen of, belangrijker, droog beddengoed.
Tentpalen die door de storm breken, kunnen soms in workshops gerepareerd worden. Bewoners van gescheurde tenten kunnen een gymzaal krijgen om in te slapen. Extra touwen of haringen kunnen uitgedeeld worden.
Soms. Het lukt niet altijd.
Deelnemers maak je het blijst en dankbaarst door onverwacht soep uit te delen om warm te worden. En een paar onauthentieke uren in een restaurant om op te warmen doen wonderen voor bevroren ledematen.
Maar de drie gecombineerd? Horror, absolute pure horror.
Ik denk dat mijn ergste ervaring in Bourtange was (als een deelneemster van een Napoleontisch evenement), waar de bittere koude diep tot in de botten drong en ik tegen de ergste hagelstorm ooit opliep, een nachtelijke storm die vele tenten verwoestte, en wolkbreuken. De toiletten spoelden weg, vuur wilde niet branden. Het was afschuwelijk. Ik overleefde het, maar wacht nog steeds op mijn I survived T-shirt.
Over die toiletten wil ik hier nog wel wat zeggen, om aan te geven dat het echt niet altijd rozengeur- en maneschijn is. Meestal hebben we dixies, soms toiletwagens of zelfs echte toiletten. Maar daar hadden we een kuil. Ja, een kuil. Een grooooote, rechthoekige kuil, met een zeiltje als wandje eromheen.
Nu was die kuil breed! Dus je moest er wijdbeens boven staan, hopend dat je nog omhoog kon komen. De lange, lenige mensen hadden hier niet zo’n probleem mee, maar ik ben niet zo groot, dus dat was balen. Ja, je kon ook helemaal naar de vesting lopen, maar dan was je wel een flink deel van de dag zoet met heen en weer kachelen. Maar omdat het maar bleef hozen, kalfden de ‘oevers’ van die kuil af. Daar stond je en voelde je langzaam in die vieze kuil wegzakken. En toen rukte de storm ook nog dat zeil weg! Je ziet het: je moet wat overhebben voor je hobby!
*
Wat deze omstandigheden verergert, is het feit dat regen en wind een zwaar effect hebben op de mogelijkheid om te koken en een vuur brandend te houden. En vuur en warm voedsel zijn precies wat je nodig hebt om met deze omstandigheden om te gaan, wat het tot een bittere paradox maakt. De goden moeten soms ook wat te lachen hebben…
Maar heb je eenmaal een vuur, dan kruip je er dicht omheen. Te dicht. Want zeker met wind moet je oppassen voor je dure kleding. Ik heb overal schroeiplekken door vonkenregens. En zelfs als het vuur keurig brandt, kom ik altijd thuis met gebarsten lippen en een schrale huid. Ik kan me niet voorstellen hoe onze voorouders eraan toe waren die dagelijks boven een open vuur hingen…
*
Maar we zijn nu ervaren, we hebben betrouwbare uitrusting en lijden minder onder deze omstandigheden dan de groentjes.
Dus laten we het over groentjes hebben…
Groentjes
Hoe herken je het groentje tussen de ervaren re-enactors? Ze hebben veel te veel spullen! Hun tent puilt uit met dingen die ze denken nodig te hebben, zonder oog voor de basisbenodigdheden.
Ik heb zelf dat hoekje in de schuur voor spullen die ik eens kocht, omdat ik dacht dat ze handig zouden zijn, maar nu nooit meer gebruik: een klein wijnvaatje, drinkhoorns (ik heb er één bij me voor het publiek om te tonen), kleine schaaltjes op standaarden voor lonten in was (fantastische lampen, zolang er geen zuchtje wind is), tent-versiersels, een vaandel.
De eerste levensbehoeften bestaan uit: een tent (liefst met luifel) en grondzeil, schapenvachten als matras en één of meer dekens; een kist om je kleren in te stoppen en op te zitten; nog een kist voor al je andere troep en om als tafel te dienen; wapens (als je een vechter bent); een mand met een kruik, een beker, een houten nap en bord, een mes, lepel en vork, en een grote schaal om beslag of salade in te maken; een ketel, driepoot, ketelhaken en een scheplepel; een bijl; extra touw; kleding en schoenen uit de juiste periode; een klein doosje voor wat naalden, spelden, draad, schaar en misschien één of twee naaiprojecten voor het weekend; een kistje o.i.d. met shampoo, tandenborstel en andere luxezaken waar je niet buiten kunt; als je een handwerker bent gereedschap voor je vak; kaarsen of een lamp; een afwasborstel; iets om onauthentiek voedsel in te verbergen.
En dit is de uitgebreide kit. Ik kan met veel, heel veel minder toe als het moet en als je met een groep gaat, kunnen bijvoorbeeld kookspullen gedeeld worden. Maar hoe dan ook is het niet een goedkope hobby, want voor een groot deel zijn het ook nog eens geen spullen die je even op de markt kunt scoren.
Verder, breng zo weinig mogelijk onauthentiek spul mee, want het heeft de neiging je tent tot een rommeltje te maken en je bent de halve dag bezig het met dekens te bedekken. Je hebt geen hele apotheek nodig voor elk mogelijk kwaaltje op aarde; je hebt geen moderne kleren om in te slapen nodig; je hebt geen klamboe nodig; je hebt geen koelkast nodig (ja, ik heb ze gezien); je hebt geen elektrische straalkachel of tv nodig (jup, ook gezien); je hebt geen rubberlaarzen nodig; je hebt geen godenbeeld voor je tent nodig.
Het kan, maar je hebt het niet nodig. Echt niet. Echt waar niet. Als je plek in je auto hebt en je hebt de energie het mee te slepen, laat je niet tegenhouden (afgezien van de rubberlaarzen, klamboe en ander taboespul), maar je hebt het niet nodig. Als een ervaren re-enactor het meesleept, is het omdat hij denkt dat het geinig is, maar het groentje denkt dat hij zonder niet gaat overleven.
*
Een andere manier om de beginneling eruit te pikken, is door hun uiterlijk. Nee, ik bedoel niet te zeggen dat ze door onervarenheid en gebrek aan tijd er schandalig bijlopen. Ik ken heel veel groentjes die voor het eerst verschenen met een perfecte uitrusting, terwijl veel ervaren deelnemers soms nog rondlopen in hun deels onauthentieke groentjeskleren.
Wat ik bedoel te zeggen, is dat het spul van een groentje er nieuw uitziet. De tent is nog vlekkeloos, glanzend wit, het aardewerk heeft nog geen afgebroken scherven, de houten schalen zijn spiksplinternieuw, kleren hebben geen verstelplekken of vlekken die er niet meer uitgaan, schoenen zijn niet gebarsten en aangekoekt met modder, emmers lekken niet. Alles ziet er schoon, wit en glanzend uit in plaats van verweerd en gebruikt.
*
Wat nog meer? Ze zijn onvermoeibaar enthousiast! Ze zijn als kleine kinderen in een snoepwinkel. En dat bedoel ik niet respectloos! Het is vertederend. En soms ook wel verfrissend, want ervaren re-enactors hebben soms de neiging wat in te kakken. En de handelaren zijn dol op hen, want ze zijn echte shopaholics. Ze gaan naar alle evenementen, terwijl de deelnemer die al wat langer meedraait en overal al eens geweest is, ook wel weer eens een weekend thuis wil zitten.
*
Maar last but not least zijn ze nog een beetje ongeorganiseerd en onervaren. Ze moeten nog de snelste manier uitvogelen om hun tent op te zetten. Bij slecht weer zijn ze meestal de eerste met natte bedden, omdat het grondzeil niet goed ligt of omdat het bed op de verkeerde plek in de tent opgemaakt is.
Ze zijn nog steeds mateloos gechoqueerd door de brutaliteit van sommige bezoekers en staren na het gebeuren vaak als konijnen in koplampen.
Erg grappig voor de ervaren deelnemers is het feit dat die groentjes bepaalde die hard bezoekers nog niet kennen. En wij maken ze niet wijzer! Er zijn bezoekers die naar elke show komen, de eerste de beste niets vermoedende re-enactor aanklampen, hem of haar verlammen met een onvermoeibare lawine van onzinverhalen en zinloze vragen. Ik ken er een paar die je zomaar twee, drie uur aan de praat houden en waar je niet vanaf komt. En ik wil best geduldig zijn, maar twee uur is te lang als het een monoloog van een onbekende bezoeker betreft. Wij hebben geleerd ons tijdig uit de voeten te maken. Niet aardig, wel menselijk. Maar die arme groentjes niet. Laten we het een soort initiatierite noemen. Ze moeten erdoorheen.
*
Maar we wijken af. We zijn begonnen met het opbouwen van het kampement. Dus onze tent staat, ons bed is opgemaakt, onze spullen min of meer gearrangeerd en als je erg enthousiast bent, heb je je omgekleed in de juiste kleren.
Nu is het tijd voor onze Eerste Avond…
De Eerste Avond
De Eerste Avond – ja, met hoofdletters – is waarschijnlijk de beste. Je bent totaal tevreden dat je de taak van het inpakken van de auto en het opbouwen van het kamp succesvol volbracht hebt. Je hebt nog het hele evenement voor je. Het is na openingstijd, dus er is geen stress dat je iets moet doen, want het evenement moet nog beginnen, je ziet vrienden na lange tijd weer, je hebt nieuwe spullen om te laten zien.
Voor je echt kunt ontspannen en kunt beginnen met waar de Eerste Avond om draait (socialiseren in alle aspecten), zijn er een paar secundaire zaken die eerst afgehandeld moeten worden, namelijk de heilige drie-eenheid van voedsel, brandhout en toiletten. Soms is er stro, maar niet altijd en ook niet iedereen heeft dat nodig. Dus voedsel, brandhout en toiletten.
Sommigen zijn echt dapper en koken een Eerste Avond Diner. Velen kunnen dat niet meer opbrengen. Er is altijd wel iemand met het lumineuze idee om in de auto te stappen – slechts iets minder dapper na de lange heenreis dan degenen die vuur gaan maken en koken – en naar de dichtstbijzijnde pizzeria rijden. Je hoeft alleen maar te roepen ‘Wie wil er ook pizza?’ om een twintigtal bestellingen te krijgen.
Het is leuk, zeker als het weer aangenaam is. Na verlangend wachten met rommelende magen wordt de pizza-brengende Viking onthaald als de lang verloren zoon. Er worden snel wat tafels aan elkaar geschoven, banken tevoorschijn getrokken en iedereen zit samen om te genieten van het glorieuze voedsel. Wel, zodra je uitgevogeld hebt welke pizza van wie is. Dat lijkt soms wel wat op kwartetten.
Het is misschien iets kleins, maar ik geniet er enorm van. Anderen schuiven ook aan en voor je het weet, heb je een jamboree.
*
Degenen die erop staan zelf te koken, hebben één vitaal ingrediënt nodig: brandhout. Dat is dus één van de eerste vragen die de orga vaak krijgt: waar ligt het brandhout?
De zoektocht naar brandhout houdt een zekere spanning in: je weet nooit wat je vindt. Het is een soort schattenjacht. Maar aan het einde van de regenboog ligt zelden een pot goud, maar meestal een teleurstelling. Want brandhout is duur. Dus de orga of de opdrachtgever geven vaak restjes.
Ik geef toe dat ik ook wel eens verrast ben met droog eikenhout van topkwaliteit. Maar dat is zeldzaam. We hebben ook wel eens vers gehakt, harsig, door en door nat naaldhout gekregen of geteerde planken met spijkers of hout met verf of halve boomstammen die je niet in kleinere stukken kon hakken zonder een kettingzaag en alles dat ertussen inzit van enigszins redelijk tot ronduit giftig.
Sommigen brengen hun eigen brandhout of houtskool, maar de meesten lijden in stilte en accepteren wat gegeven wordt en maken er het beste van. Zijn we niet stoer?
*
Maar voor je serieus werk kunt gaan maken van het openen van de eerste flessen, is er iets waar je je vooraf druk over moet maken: toiletten.
Ja, ondanks wat veel bezoekers denken, prefereren we een toilet boven een struik. En we vinden het ook wel fijn als ze schoon zijn. Als het moet, zijn dixies ok, zolang ze maar enigszins te hachelen zijn.
We hebben ruim twintig jaar ervaring en in die tijd heb ik heel wat kamptoiletten voorbij zien schuiven. En soms zijn die ervaringen echte nachtmerries. Soms stinken ze of zijn ze vies. Vaak zijn het er te weinig. Het is echt erg als je te weinig toiletten ook nog moet delen met duizenden bezoekers en elke keer lang in de rij moet staan. Erger: soms moet je er zelfs voor betalen! En denk aan mijn Bourtange-gat-in-de-grond!
De ergste ervaring ooit was het eerste evenement in Quedlinburg. Het is alweer even geleden, maar ik ben er zeker van dat de dames die er toen ook waren, het zich maar al te goed kunnen herinneren. Er waren weinig, te weinig toiletten, die we inderdaad moesten delen met het publiek.
Erger was dat ze opgebouwd waren in een doodlopend steegje, niet meer dan een nis, weggedrukt tussen muren en zelf onder een soort plafond. Het weer was ontzettend heet. Zelfs ’s nachts koelde het nauwelijks af. En de toiletten werden niet elke dag geleegd.
Dus na de eerste dag waren de toilethokjes gevuld met ammoniakstank die zo erg was, dat je bijna flauwviel. De mannen losten dit probleem op door de in WO2 kapotgebombardeerde en nooit herstelde kerk op het terrein te gebruiken, maar dit was voor de dames geen optie.
We wachtten zo lang mogelijk tot het niet langer ging en gingen dan in een groep, zodat anderen een soort muur rond het toilethokje konden vormen en het slachtoffer de deur open kon laten voor een herinnering aan frisse lucht. Dan moesten we toch nog een diepe teug adem nemen en hopen dat je lang genoeg je adem in kon houden. Je kwam eruit met tranen in je ogen en kuchend.
En ik herinner me nog andere nachtmerries. In een verzopen Hastings stonden de toiletten op het laagste deel van het terrein, waardoor je door een brede strook enkeldiepe modder moest ploeteren, waarbij menige schoen vastgezogen in de blubber verloren ging. En in Wolin waren er absoluut genoeg dixies, maar die waren soms zo smerig, dat je pas bij deur #9 iets vond wat je aandurfde. Of je moest wachten tot de spuitwagen ze ontdaan had van de meuk.
Ja, we doorstaan een hoop voor onze hobby.
*
Nu is alles gereed, de kinderen liggen in bed en het is party time! Eén voor één worden de zojuist aangekomen deelnemers begroet. Velen van hen zijn vrienden. Het is een warm gevoel om goede vrienden weer te zien die ver weg wonen, soms na een lange tijd.
Groepen worden gevormd. Sommigen gaan rond een kampvuur zitten en blijven daar, anderen gaan van kamp tot kamp. Het is tijd voor de mannen om hun nieuwe wapenaankopen te tonen en eindeloos over zwaarden en zo te kletsen. Daardoor vormen de vrouwen vaak weer eigen groepjes en vergelijken hun nieuwe stofvoorraad of tonen een borduurwerkje dat net af is.
Ja, niet erg genderneutraal, ik geef het toe. Het is niet iets wat expres gebeurt of moet, en er zijn sommige vrouwen met zwaarden en genoeg mannen naaien hun eigen kleren, maar genen kunnen niet genegeerd worden en het is gewoon wat het is.
Er zijn nieuwtjes om te delen en roddels om te vetellen, nieuwelingen die geïntroduceerd moeten worden, baby’s om te tonen, huwelijken aan te kondigen, verdriet te delen.
En hoewel ik misschien zo de verkeerde indruk wek over onze hobby en onszelf, ja, er is ook sterke drank om te delen. Ik bedoel niet te zeggen dat we alcoholisten zijn. Er zijn er zelfs genoeg die helemaal niet drinken. Maar het risico om de eerste avond dronken te worden is groter dan op één van de andere avonden. De voorraad sterke drank is immers nog op peil en velen brengen een welkomstdrankje om uit te delen. Wie van jullie herinnert zich het beruchte Traffic Light?
*
Nu is deze blog ook bedoeld om re-enactors te laten glimlachen bij de herkenning van gedeelde ervaringen, dus het is verleidelijk om enkele drank-gerelateerde anekdotes hier te vertellen, wat jullie zeker leuk zouden vinden. Maar deze blog is ook bedoeld voor en wordt waarschijnlijk gelezen door mensen die geen re-enactor zijn en zij zouden de verkeerde indruk kunnen krijgen, een indruk die ze waarschijnlijk toch al hebben en die wij zo hard proberen weg te nemen.
Dus wat te doen? Wel, laten we in het diepe duiken. Maar voordat ik dat doe, wil ik graag benadrukken aan alle lezers die geen re-enactors zijn, dat we niet een stelletje rouwdouwers, alcoholisten, heidense bastaarden of ongeletterde losers zijn. Maar we leven en daarom doen we soms domme dingen. Wel… sommigen van ons dan.
Alcoholconsumptie
Misschien moet je dit hoofdstuk overslaan. Je zou jezelf kunnen herkennen… En hoewel ik uit piëteit en decorum en fatsoen de meest ranzige verhalen over kotsstortingen en dronken idioterie of wangedrag hier weg zal laten, vind je misschien toch niet alles leuk als je een zwakke maag hebt of iets tegen alcohol hebt. Je bent dus gewaarschuwd.
*
Zo, wie is ons eerste slachtoffer? Iemand met genoeg humor om het gracieus te ondergaan, of anders ben ik nu in de problemen. Laten we beginnen met een internationaal welbekende, jonge krijger. Hij is bekend onder andere voor zijn voorliefde voor alcohol en nog beroemder voor de onzin die hij uithaalt als hij te veel gedronken heeft.
Deze knaap had er één te veel op, toen hij tot de conclusie kwam dat het een goed idee zou zijn om wat aan beeldknuffelen te doen. Ja, de meesten van jullie weten nu al over wie ik het heb, nietwaar? Het verhaal werd vrij snel bekend. Voor wie het niet kent, hier nogmaals.
In de replica van het Romeinse badhuis waar we onze zaterdagavondparty hadden, staan manshoge beelden van Romeinse dames, schaars en charmant gekleed in draperieën. Ze staan op zuilen ongeveer op schouderhoogte. En onze goede vriend vond dat hij de borsten van de dame moest gaan knuffelen. Of iets in die richting, want ik weet niet wat hij exact dacht, als hij überhaupt dacht.
Dus hij greep de bovenkant van het beeld vast, zette zijn voeten ertegen en probeerde zichzelf omhoog te trekken. Ik hoor je denken: slecht idee. En je hebt zo gelijk. Erg slecht idee. Vooral aangezien het beeld niet vaststond aan de zuil.
Dus onze dappere beeldknuffelaar tuimelde achterover en viel op de lange tafel, waar anderen zaten te praten, eten en drinken, niet bewust van welke ramp er op hen afkwam van boven. Hij knalde op de tafel, met het loeizware beeld nog in zijn armen boven op hem, waarbij het grote meubelstuk omkiepte, en de mensen die eraan zaten, eveneens.
Gelukkig was het gevolg niets meer dan wat gekneusde ribben en knieën en gebroken aardewerk, of anders zou dit geen verhaal geweest zijn om om te lachen. Dit had zo gemakkelijk helemaal fout af kunnen lopen.
*
Met een stuk in je kraag is het niet altijd gemakkelijk om je eigen tent terug te vinden in deze zee van tenten die er allemaal min of meer hetzelfde uitzien. Dat zorgt vaak voor grappige incidenten, tenminste, grappig achteraf.
Een heerschap uit een zeker trots eiland was de acteur in zo’n incident. Hij kon nauwelijks op zijn voeten staan en strompelde en meanderde naar zijn tent. Op een zeker moment had hij genoeg van zoeken en was ervan overtuigd dat hij zijn tent gevonden had. Hij opende de tentflap en stortte zichzelf op het bed.
Alleen was het niet zijn bed. Noch was de dame die daar sliep de zijne. En de man naast haar kon de vergissing niet appreciëren.
*
Een ander incident met verkeerde tenten veroorzaakte nogal wat ophef de volgende morgen. De rechtmatige bewoner van de tent kwam naar ons toe, helemaal opgefokt van verontwaardiging, dat zijn tent geplunderd was. Wat behoorlijke dure spullen, zoals een met zilver beslagen riem, waren weg. Gelukkig waren er aanwijzingen. Want in ruil waren andere spullen achtergelaten, wat ons tot de deductie leidde dat er misschien geen criminele intentie in het spel was.
Inderdaad bleek dat een of andere gast hun tent binnengegaan was in de veronderstelling dat het de zijne was en begonnen was zich uit te kleden. Het slapende stel is er nooit wakker van geworden. In een helder moment merkte hij toch nog dat hij in de verkeerde tent was, dus hij deed zijn riem en mes weer om, trok zijn laarzen aan en ging. Alleen had hij wel de verkeerde riem en laarzen gepakt.
De dader werd gevonden, de voorwerpen omgeruild en alles was wel.
*
Onze geest kan trucjes met ons uithalen als we dronken zijn. Het kan ons laten geloven dat we een geest zien, hoewel het een persoon is die uit een greppel klautert, waarin hij gevallen was, eveneens onder de invloed van bepaalde brouwsels.
Of het kan ons doen geloven dat we in gevaar zijn. Op een avond stond ik op het punt om naar bed te gaan, toen iemand langskwam en me vertelde dat hij bang was dat hij die nacht vermoord zou worden. Zijn verhaal was een beetje onsamenhangend, dus ik nam het met een korreltje zout, zeker nadat ik uitgevonden had wie de beoogde moordenaar was, maar het veroorzaakte nogal wat ophef bij anderen die ook niet helemaal helder van geest meer waren.
Ik hoef jullie niet te vertellen dat dit een Eerste Avond was.
*
We houden van spelletjes. Echt waar. En na een hele reeks mogelijke spelletjes als baadtrekken en vlotduwen en mutsjepakken of Vikingtwister of bankworstelen afgewerkt is, doet alcohol sommigen met gekke ideeën komen. Ze zijn prima zolang er niemand gewond raakt, maar in het volgende incident was publiek aanwezig dat betaald had om samen met ons bij een middeleeuws banket aan te zitten, onder wie ook kinderen. En hoewel ik schaamtevol moet toegeven dat het toch wel grappig was, was het ook beschamend schandelijk en niet helemaal gepast. Het was het Evenement Dat Nooit Plaatsvond.
Eén van de heren was een meester met een zweep en hij gaf een show, waarin hij in staat was zelfs heel kleine voorwerpen te raken. Niet eenvoudig, kan ik je vertellen. Ik heb het geprobeerd en het is niet zo gemakkelijk als het lijkt.
Een Viking uit het hoge noorden met een weelderige baard dacht niet meer al te helder en hij meende dat het super zou zijn als hij zijn broek zou laten zakken, een grote wortel in zijn kont zou steken, voorover zou buigen en de zweepkunstenaar het stuk groente eruit te laten slaan. De artiest wilde dat best wel doen. Maar aangezien de bebaarde gast heen en weer zwaaide en niet stil kon staan, kostte het meerdere pogingen, waarna het achterwerk van de man er tamelijk rood en pijnlijk uitzag.
Bij ditzelfde banket klom een man op het toneel en eiste de aandacht voor nog een spelletje waar moed voor nodig was. Het was een test wie het eerst op zou geven. Dus, wederom, lieten ze hun broek zakken, iets wat blijkbaar favoriet was die avond, ze propten afgerold toiletpapier in hun kont, lieten het op de grond bungelen en staken het uiteinde aan. De vlammen kropen in sneltreinvaart omhoog en het resultaat was heel wat gegil en de geur van verbrand haar.
Dronken mannen doen gekke dingen. Want laten we wel wezen, ik zie dit vrouwen niet zo snel doen.
*
OK, ik had beloofd dat ik het niet over kots zou hebben. Maar één incident is tamelijk grappig. Ik hoop dat ik het net zo grappig kan vertellen als het in werkelijkheid was.
Een jong tienermeisje was in de leeftijd van experimenteren en was als gevolg daarvan dronken geworden. Ze was in het kampement van vrienden, toen haar maag het begaf en een en ander op de grond tussen de zitkisten en stoelen eindigde.
De vrouw des huizes – of van de tent in dit geval – was natuurlijk niet blij en stond op het punt om het op te ruimen, toen een hanige jonge krijger, nauwelijks uit zijn tienerjaren en bekend omdat hij enigszins arrogant was, aan kwam paraderen. En zonder toestemming te vragen om het kamp binnen te komen of te gaan zitten (wat wel gebruikelijk is, want hé, thuis bel of klop je toch ook even aan, nietwaar?), plofte hij zonder meer neer… midden in de nog warme poel.
Natuurlijk zei niemand iets en glimlachte alleen maar. Een juiste straf voor zijn brutaliteit. En de jonge dame ontliep een schrobbering.
*
Het is ook leuk een dronken iemand in de maling te nemen. De leukste grap die we ooit uitgehaald hebben, was een man die zo dronken was geweest dat hij zich niets meer van de avond kon herinneren, de volgende ochtend wijsmaken dat hij zich opgegeven had voor de danswedstrijd van die avond. Hij was sportief en deed mee, om er pas na zijn dans achter te komen dat hij de enige deelnemer was. Gelukkig kon hij er smakelijk om lachen.
*
De meeste verhalen over dronkenschap zijn geen dijenkletsers, nee, ook de mijne niet. Ik spaar mezelf niet, maar ze zijn gewoon niet grappig genoeg. Maar ik zal wel met jullie mijn ene moment van schaamte en wanhoop delen, hoewel het helemaal niets te maken had met sterke drank.
Plaats des onheils: een langhuis in Oerlinghausen. Langs de lange zijden sliepen de re-enactors op de grond in rijen, hoofd naar de muur, voeten naar het middenpad, met de kisten aan het voeteneinde, dus als een dubbele ‘muur’ langs het pad. De deur zat ongeveer in het midden en aan één uiteinde van het huis lag een enorme stapel brandhout. Kleine, moderne lichtpeertjes aan het hoge dak gaven iets van licht en verder hadden veel mensen een lamp met een kaars op hun kist geplaatst.
Nu moet ik hier wat persoonlijke info geven, die gek mag klinken, maar van belang is voor het verhaal. Ik slaap naakt. Ik heb geen zin om een pyjama mee te brengen, want de auto is al vol genoeg en slapen in een lange Vikingjurk is pure horror. Als je op je andere zijde rolt, wurg je jezelf in dat kreng dat zich om je heen wikkelt.
Ik ging die avond vroeg naar bed en er was licht genoeg. Ergens in het midden van de nacht werd ik wakker. Mijn blaas was vol. Tot mijn afgrijzen was het pikdonker. De lichten waren uitgedaan en één of andere idioot had alle lampen uitgeblazen, wat ik persoonlijk nogal onbeschoft vind.
Maar ik moest er echt uit, dus ik dacht dat als ik over mijn eigen kist aan het voeteneinde zou klimmen, ik zou eindigen in die gang gevormd door de twee rijen kisten. Al wat ik dan moest doen, was linksaf slaan, de kisten volgen tot ik aan het einde was. Ik zou de kisten tellen om mijn weg terug naar mijn bed weer te vinden. Dacht ik.
De eerste paniek sloeg toe, toen ik in de duisternis mijn jurk niet kon vinden. Wel, wat maakte het ook uit, het was toch donker, zo donker dat ik letterlijk geen hand voor ogen kon zien. Dus besloot ik het snel achter de rug te brengen.
Ik had nooit enig geloof gehecht aan het verhaal dat je in het donker gedesoriënteerd kon raken. Maar nu kan ik je vertellen uit eigen ervaring dat het waar is. Ik dacht dat ik in de juiste richting ging. Ik kroop op handen en voeten en kreeg het erg, erg, erg koud (het was laat in de herfst) en mijn blaas was erg, erg, erg vol.
En toen botste ik op de stapel brandhout! Ik was in de verkeerde richting gekropen! Ik moest terug! Maar hoe? Ik bleef maar in cirkels kruipen en kon de ingang naar de gang even niet meer vinden. De paniek – en de nood – groeide met de seconde.
Ik had licht nodig! En ik had het snel nodig. Ik moest mijn eigen bed vinden met mijn jurk en mijn eigen echtgenoot vinden om me zijn aansteker te geven. Maar als ik de deur al niet kon vinden, hoe kon ik dan mijn eigen bed nog terugvinden?
Ik begon om me heen te voelen en elke kist te onderzoeken met mijn handen, terwijl mijn blaas het uitkrijste en mijn huid bevroor en mijn tanden klapperden, tot ik er één vond waarvan ik dacht – hoopte – dat het de mijne was. Toen voelde ik aan de deken. Nee, verkeerde bed.
Dus ik ging verder en ik was voortdurend bang dat iemand wakker zou worden en een lamp aan zou steken!
Op een gegeven moment meende ik het juiste bed gevonden te hebben. Langzaam raakte ik de benen onder de deken aan. Was dit mijn man? Ik dacht van wel. Maar er was een risico. Als ik de verkeerde man wakker zou maken en hij zou een lamp aansteken en me ontdekken zoals ik geboren was, wat zou hij dan denken wat ik van plan was? En zou zijn vrouw me geloven?
Gelukkig was het mijn eigen vent. Maar sindsdien ben ik bang voor duisternis rond mijn slaapplek, dus ik heb nu altijd een jurk en een lampje bij de hand, onder mijn kussen, waar ik het gemakkelijk terug kan vinden.
*
Ik wil nogmaals benadrukken dat we niet allemaal voortdurend dronken zijn. Dit zijn de bijzondere voorvallen uit meer dan twintig jaar kampementen. Verreweg de meeste vroegmiddeleeuwse re-enactors zijn erg aardige, beschaafde en rustige mensen, ook al zijn ze vaak een beetje anders dan anders in hun levensstijl.
Levensstijl
Ja, we zijn een slag apart. En we hebben een andere levensstijl, tenminste, op kampementen. Ik ben ervan overtuigd dat onze hobby onze dagelijkse levens tot op zekere hoogte ook beïnvloedt, maar ik denk niet dat we heel erg verschillen van anderen. We hebben gewone banen, van arts tot actrice, en van lasser tot accountant, van hovenier tot leraar en van bibliothecaris tot winkelier, en van tribunebouwer tot zeeman.
Maar op een evenement laten we ons normale leven achter ons. Het is gek, maar hoewel ik velen al heel erg lang ken, weet ik vaak niet eens wat ze voor hun brood doen. We hebben het zelden over ons beroep. Het is niet langer belangrijk wat je doet en wie je bent. Je wilt het achter je laten en de rest maalt er niet om. Je wordt beoordeeld op wie je als persoon bent en wat je in je re-enactment leven doet, niet op wat je gestudeerd hebt of waar je werkt. Hé, ik weet van sommigen niet eens hoe ze echt heten! Velen nemen een Viking alias of hebben een bijnaam en dat is vaak de enige naam die ik ken.
Wat wel in ons normale leven doorsijpelt, is ons handwerk. Op evenementen is er niet genoeg tijd om alle kleding te naaien, alle ketels te smeden, alle schoenen te maken, alle schilden te bouwen en alle lepels uit te snijden die je nodig hebt. Dus dat moet thuis gedaan worden. En ik kan je vertellen dat dit wel eens voor spanningen zorgt tussen man en vrouw.
*
Een veel gehoorde opmerking uit het publiek is: “Vrouwen hadden het toen zoveel gemakkelijker.” Waarop ik alleen maar hoef uit te leggen dat ze hun brood niet van de bakker konden kopen, maar het zelf eerst moesten bakken (na het meel gemalen te hebben, de boter gekarnd, het hout gehakt). Toegegeven: ze hoefden niet te stofzuigen, geen ramen te lappen, maar daarvoor in de plaats waren er duizend andere tijdrovende klusjes. Toen mijn oma me vertelde hoe ze de katoenen luiers van haar babybroertjes – ze was de oudste dochter in een gezin van 18 kinderen – in een wak moest uitspoelen, begon ik pas te beseffen hoe het leven eruitgezien moest hebben zonder wasmachine.
Maar als de vrouw van een experimenterende re-enactor heb je andere zorgen, modern noch antiek, die tot geen van beide perioden behoort, en geen magnetron of ijskast zal je helpen. Laat ik wat voorbeelden geven uit mijn eigen ervaring.
*
Het is een warme, zwoele zomerdag. Je zit te genieten van een goed boek en een glas geurige wijn, wanneer je neusvleugels plotseling opkrullen door een afschuwelijke stank. Stel je een kattenbak voor die al een week niet is schoongemaakt in combinatie met de chemische toiletten op sommige evenementen en een of andere schimmelige paddenstoeldamp.
Je schreeuwt iets wat je alleen zou kunnen tekenen met schedeltjes, vuistjes en bliksemschichtjes en dan vraag je je liefhebbende echtgenoot wat die geur verdomme is. Hij kijk oprecht onschuldig en zelfs een beetje trots, en legt dan uit, alsof dit het meest alledaagse ooit is, dat dit zijn experiment is met gedroogde tondelzwam geweekt in mannelijke ochtendurine. De kers op de taart is dat hij in alle ernst van plan is dat voor de dagen erna in de slaapkamer neer te zetten.
Je Vikingvrouwenhart komt in opstand en je wijst hem, of eigenlijk het experiment, resoluut de deur. “Eruit!” Je krijgt een mopperend antwoord en hij verplaatst de bak naar het balkon. “En daar ook niet! We hebben een zolder!” Hij gaat mokkend en klagend dat het huis er is om hem te dienen en niet andersom. Ik vraag me af of Eirik of Harald of Steinulfr met zo’n idee op de proppen gekomen zouden zijn. Waarschijnlijk niet.
*
Ernstigere problemen ontstaan wanneer je man wil smeden, maar geen smidse heeft. Wel, maak je niet druk, schatje, je hebt een gasfornuis en een keukentafel, toch? Dus verhit hij de bronsstaven boven de open vlammen en hamert en klopt tot je bang bent dat je keukenmuren in zullen storten.
De volgende ochtend ontdek je duidelijke, zwarte, gesmolten groeven in de tafelrand waar de hete staven neergelegd zijn voor zijn gemak. Als je klaagt, wordt je verteld niet zo over elke kleinigheid te zeuren. De tafel is toch nog bruikbaar?
*
Op een dag kom je thuis, wil je douchen en ontdekt je dat de badkamervloer eruitziet als een slachthuis. Je kijkt nog eens beter… het is een slachthuis! Gelukkig is het karkas al verdwenen, want dat was niet al te vers als je je neus mag geloven, maar de bloederige huid is over de tegels verspreid.
Het helpt als ik op dit moment uitleg dat toentertijd ons toilet in dezelfde kleine (2 x 1,5 meter) ruimte als de douche was, dus je begrijpt mijn zekere irritatie. Het proces van schrapen, ontvliezen, schoonmaken en rekken duurde nogal en al die tijd konden we het toilet niet gebruiken, tenzij… wel, je snapt het wel.
Gelukkig hadden we nog ergens een po. Maar de stank bleef dagen hangen, dus dames, pas op als je man een leerlooiartikel aan het lezen is…
*
Mijn mans fascinatie met dode en daardoor mogelijk looibare dieren is nogal extreem. Op weg naar het bos om te picknicken, remde hij plotseling hard, want hij had een dode egel gezien. Egels zijn leuk om te villen, zegt hij, vanwege de speciale spier van binnen die hen zich laat oprollen.
Maar hoe moeten we dat beest vervoeren en het toch vers houden? Ik had geen zin om de picknick op te geven en meteen weer naar huis te rijden. Maar een man is echter een vindingrijke duivel als het nodig is, dus ondanks mijn protest en de afschuw van onze kinderen haalde hij de koelbox leeg en stopte daar het stekelige beestje in!
Wel, ik kon alleen maar zuchten en hopen dat hij de volgende keer dan tenminste een vos of das zou vinden. Ik probeer een goede echtgenote te zijn.
*
Botten. Botten zijn ook goed materiaal. He had de gewoonte ze in mijn beste pannen uit te koken – het gevolg is een vettig schuim dat moeilijk te verwijderen is – tot hij erachter kwam dat dit de botten verzwakte. Mazzel voor mij! Dat was een beter argument dan mijn klachten. Dus na die ontdekking plaatste hij ze voortaan op zolder – hoera voor de zolder – om de natuur op zijn beloop te laten.
Totdat op een bloedhete dag het merg begon te smelten. Het smolt, een dikke, lijmerige siroop, en het smolt over de zoldertafel, over en in mijn boekendoos, over de fiets en de reservelakens. Maar in ons oude huis was de zolder donker zonder peertje. Je moest eerst op de tast de zaklamp vinden. En je kunt je mijn afschuw wel voorstellen, toen ik onvermoed mijn hand in het plakslijm stak en allerlei fantasieën over zombies en dergelijke kreeg.
*
En kenden onze voorouders het ongemak van zeepsteenstof? Het is erger dan zaagsel of houtkrullen of geweistof, want het is extreem fijn en als je het nat maakt bij het aflappen, wordt het een dikke, vette laag die niet gemakkelijk te verwijderen is.
Kom je bij ons op bezoek en je ruikt iets doordringend vissigs? Dat zijn onze middeleeuwse schoenen, volgegoten met levertraan, die daar staan te drogen. Dat is zinvol, dus ik zeg niets, maar het ruikt niet fijn.
Op blote voeten op het tapijt lopen en iets scherps in je voetzool voelen? IJzeren maliën en ijzerschaafsel overal.
En de kleine Picasso-decoraties in de keuken kreeg ik er gratis bij, toen hij zijn schild schilderde. De kleine propjes op de vloer zijn uitgeharde lijm. De gaten in de toentertijd houten stoelleuningen kwamen van zijn priem. En godzijdank heeft hij nog niet geprobeerd om leer uit te harden met gesmolten was!
*
Hij heeft mijn jongste dochter eens misleid tot een traumatiserende gebeurtenis. Hij wilde lantaarns maken en had net van een kameraad geleerd dan je daarvoor varkensblazen nodig had, aangezien die veel licht doorlaten. Dus liet hij een vriend hem wat van die dingen leveren.
Tot mijn afschuw waren die krengen nog gevuld en de kleine zakjes lagen allemaal in mijn vrieslade, wat ik niet zo tof vond naast het vlees. Na een tijdje ontdooide hij ze, gooide ze leeg en waste ze uit en was klaar om ze te gaan verwerken.
Maar hoe kon je ze drogen zonder dat ze rimpelden? Dus had hij dat geweldige idee. Hij kocht een pakje ballonnen. Hij zou in elke blaas een ballon proppen, die opblazen en ze zo laten drogen.
Maar hij kreeg het alleen niet voor elkaar en ik was te slim om hem te komen helpen. Mijn dochter was toen ongeveer acht en met zijn liefste stem riep hij haar naar de keuken en vroeg of ze papa wilde helpen ballonnen op te blazen. Natuurlijk wilde ze dat wel.
Maar toen ze er eenmaal achter kwam dat ze die op moest blazen terwijl ze al in de varkensblaas waren, raakte ze overstuur, maar haar vader herinnerde haar eraan dat ze het beloofd had. Niet veel later was het gemeenschappelijke trapgat (dat dus alle buren gebruikten) mooi gemaakt met een waslijn waaraan kleurige, ronde blazen hingen te bungelen.
*
Dus dit is een klein inkijkje in ons alledaagse leven. Het is wat ons re-enactor maakt. Je prioriteiten liggen anders. Je auto van €30.000 staat buiten in weer en wind, zodat je tent van €1500 in de garage kan. Je maakt carrièrebeslissingen gebaseerd op het effect dat die op je re-enactment weekenden hebben. Je vrienden weigeren samen met je naar historische films te kijken en je kinderen kunnen hun geschiedenisleraar verbeteren. Je krijgt rare blikken als je in je kledij gaat tanken of naar de EHBO moet. Je vindt €40 voor een nieuw overhemd te duur, maar €80 voor een middeleeuws hemd een koopje. Je zweert dat je overstapt op postzegel verzamelen als je bij het verhuizen je boeken inpakt. Je buren denken dat je een asielzoekerskamp runt als je je canvas droogt na een nat evenement of dat je een Al Qaeda cell onderdak verschaft, omdat ze vaak buitenlandse auto’s voor je deur zien met bebaarde mannen. Je jouw middeleeuwse nap even schoonveegt met een blaadje zonder hem af te wassen, maar vraagt in een restaurant om een schoon mes als er watervlekken op zitten.
Onze levensstijl is een beetje anders…
*
Maar hoe zit het met de levensstijl op de kampementen? Het is al gezegd dat er weinig privacy is. Dat vereist nogal wat tolerantie. Privacy moet gecreëerd worden door ogen af te wenden en te doen alsof je het niet hoort. Schaamte is een gedeelde emotie.
Maar afgezien daarvan is het niet zo anders, behalve dan dat we geen tv, computer, spelcomputer en zo hebben. Dus wat doen we dan om ons te vermaken als het donker wordt? We praten. We maken grapjes. We zingen.
En we doen domme spelletjes. Er is een veelvoud aan spelletjes die leuk zijn om te doen en leuk om naar te kijken. De meeste vereisten weinig kunde en grenzen aan malheid. Dus perfect. Een groot succes was altijd de vlotduwwedstrijd, wat niet zo eenvoudig is als het lijkt. Het vereist wel enige techniek. Twee personen staan tegenover elkaar op een vlot en om beurten mogen ze de ander met twee handen een duw tegen de borst geven. Als je je evenwicht verliest en een stap terug moet doen, is dat je nieuwe plek, net zo lang tot iemand van het vlot valt.
En met al die bebaarde mannen is het leuk om een authentiek spelletje baardtrekken te houden, wat gezien de gezichtsuitdrukkingen van de heren nogal pijnlijk is. Het nieuwe Viking twister is hilarisch. Ik zou er vele kunnen opnoemen, maar één in het bijzonder wil ik hier in herinnering brengen, omdat het ook onze gemeenschapszin goed illustreert.
*
Een vriendin van me kwam met het idee om een kinderspeurtocht te organiseren. Al snel raakten alle volwassenen enthousiast en een ongelooflijke hoeveelheid energie werd in de voorbereiding gestoken.
We wachtten tot het donker werd en over het hele terrein hadden zich meerdere volwassenen verstopt, allemaal verkleed als sprookjesfiguren, die de kinderen hun aanwijzingen – raadsels – zouden geven waarmee ze de schat konden vinden. De kinderen moesten hen betalen met chocolademunten. Ze mochten niet praten of zingen, want dan zouden ze de wezens wegjagen. En de kleintjes mochten ook geen angst tonen.
De kinderen gingen op pad en ik hoef niet te zeggen dat bijna alle volwassenen hun eigen pleziertjes even opschortten om erachteraan te lopen en mee te genieten. Zij die in de kampen bleven, begonnen als wolven te huilen, wat nogal een sfeertje creëerde. Eén van de jongere mannen had een gladiatormasker opgezet en probeerde de kinderen aan het schrikken te maken en hen weg te lokken. Hij was nogal angstwekkend voor die kleintjes. Dus leuk. Griezelen is immers leerzaam.
Ze kwamen allerlei figuren tegen, van een dwerg en een trol tot een watergeest. Eén van de mannen had zich uitgekleed, een drietand gevonden, zijn hoofd met waterplanten bedekt en was in één van de Romeinse baden gaan zitten. Te zien aan zijn mannelijkheid was het water nogal koud. Hij stuurde de kinderen naar de heks.
Eerst durfden de kinderen niet te gaan, want de jongeman met het gladiatormasker kon elk moment vanaf de poort op hen springen, maar één van de begeleidende mannen had een toverstaf en leidde hen er veilig door. De heks was een moeilijk obstakel, want ze wilde geen geld, maar vleermuizen, die de kinderen natuurlijk niet hadden. Ze vlogen met haar op haar bezemsteel één keer rond de tempel en toen waren ze klaar voor Walhalla.
Voor Odins huis zaten twee bebloede einherjar (krijgers in Walhalla). Die stuurde hen op pad om de Dood te bezoeken. Hij stond op een boot met een zeis. Hij leidde hem naar de brugwachters, waar ze drie vragen moesten beantwoorden.
De volgende stop was het engst en nu werden de kinderen echt bang, ook al wisten ze dat het allemaal nep was. Een geest stond op de middeleeuwse, overgroeide toren in een zwarte pij. Hij rammelde met zijn ketens en had een zaklamp onder zijn kin gebonden, zodat als hij zijn mond opende, er een angstige gloed te zien was. Ze durfden echt de trap niet op te gaan.
Na nog twee geesten kwamen ze bij een draak. Dit was één van de mannen, die zich verborgen had in het hunebed en vandaar uit vuurspuwde. Maar twee in het wit geklede elven kwamen van achter de bomen tevoorschijn en dansten de draak weer in slaap.
De spinnende Norn (Lotsgodin) bij de put stuurde hen naar het verzonken huis. Tegen die tijd was de kleine groep een enorme processie geworden, want geen volwassene wilde het missen. Hier kochten ze de wachters om en in het huis waren heel veel geesten. Na nog eens drie vragen kregen ze de schat (snoep en kinderchampagne), waarna de volwassenen aan hun eigen feestje konden beginnen.
Zie je, we hebben geen tv nodig om ons te vermaken. Ik heb het op een evenement nog geen enkele keer gemist. Ik mis soms een hete douche of een schoon toilet of verwarming, maar nooit tv.
Het vechten
Een deel van de aantrekkingskracht, voor sommigen althans, van de hobby is het vechten, zowel het competitieve zwaard-, bijl- en speervechten als de show fights. Voor sommigen is het zelfs de hoofdreden om mee te doen.
Toeschouwers stellen me vaak vragen als ze kijken. Ze willen weten of het gevaarlijk is, of het echt is, of vrouwen deel kunnen nemen. Ze vragen zich af wat de regels zijn, die niet zo duidelijk zijn voor niet-ingewijden. Ze vragen zich af of de wapens scherp zijn of van echt ijzer.
De nieuwsgierigen onder jullie kan ik antwoorden dat de wapens echt zijn, maar bot gemaakt, dat het een contactsport is, dat er regels zijn en er heel veel serieuze training voor nodig is. En nee, het is niet heel veel gevaarlijker dan voetbal of tennis, maar blauwe plekken zijn gebruikelijk, net als kleine ongelukjes. Een enkele keer breekt er een vinger of wordt de huid verwond. Ernstigere ongelukken zijn erg zeldzaam.
Het is moeilijk uit te leggen wat het vechten voor sommigen betekent. Ik ben zelf geen vechter, hoewel mijn man en jongste dochter wel – en dat beantwoordt meteen de vraag over vrouwelijke vechters – maar het is niet aan mij om de passie te beschrijven. Ik snap het niet.
Maar sommige mensen kunnen er niet buiten. Zelfs na een zware dag en na openingstijden kun je ze nog op het slagveld vinden om te trainen, waarbij ze soms zelfs het begin van de gemeenschappelijke feestavond met BBQ en gratis bier mislopen.
*
Zwaarden en mannen… Plaats een aantal Vikingmannen samen en voor je het weet, hebben ze het over zwaarden. Nieuwe zwaarden. Lichte zwaarden. Authentieke zwaarden. Gebroken zwaarden. Zolang het maar over zwaarden gaat. Saaaaaai. Plaats een zwaardhandelaar op een markt en op elk moment van de dag kun je er een kluitje kwijlende mannen voor aantreffen, die de zwaarden testen, vasthouden, bediscussiëren, balanceren, wegen. Als niet-vechter vind ik dit wel grappig, wanneer ze patserig van die testhakbewegingen ermee maken. Ieder zijn ding.
Een man (krijger) zonder zijn zwaard is als een naakte man, ontdaan van zijn mannelijkheid. Onzin? Ik gooi er nog maar eens een anekdote tegenaan om mijn gelijk te bewijzen.
Jaren geleden, op een privékamp zonder bezoekers, vierden drie mannen hun gezamenlijke 100e verjaardag. Die nacht kwamen sommige dames met een wat kinderachtig, maar grappig idee op de proppen. Ons – ja, ons – leek het reuzelollig om de jarige jobben te beroven van hun tekenen van mannelijkheid, dus a) hun broeken en b) hun zwaarden.
Dat was nog niet eenvoudig, want je moest ongemerkt in hun tent zien te komen en alle broeken vinden, zonder te weten waar ze die allemaal bewaarden. Mannen hebben vaak wat ongeorganiseerde tenten. En we moesten wachten tot ze sliepen, want anders hadden ze hun broek nog aan hun lijf. En één van de heren gebruikte zijn broek als kussen.
Het bedenken van plannen, het stelen, het afleiden heeft ons leuk beziggehouden en toen was het wachten op de volgende ochtend. Wat waren we vroeg wakker!
Maar het werkte dus niet precies zoals we gehoopt en gedacht hadden. We hadden verwacht dat de mannen niet erg blij waren dat ze nu rond moesten lopen in hun blote, magere, melkwitte benen. Maar dat was niet zo. Ze gaven er geen donder om.
Maar waardoor ze helemaal in een stuip raakten, was dat ze hun zwaarden kwijt waren! Ze hebben echt overal gezocht en op een gegeven moment raakte één van hen zelfs wat in paniek.
Dus wanneer nu een man tegenwerpingen maakt als vrouwen een grap maken dat het zwaard het verlengstuk van ’s mans mannelijkheid is, kan ik alleen maar zeggen dat zijn seksegenoten me die nacht gelijk gegeven hebben.
*
Als het om show fights gaat, ondergaan publiekskinderen soms ook een metamorfose. De brutale en de schuchtere, de aardige en de niet zo aardige, jongens en meisjes, allemaal veranderen ze als sneeuw voor de zon, als hun gevraagd wordt tijdens de show fight het veld op te komen en te proberen de schildmuur te breken.
Het is erg leuk. Voor de kinderen. Voor de toeschouwers. En tot op zekere hoogte voor de krijgers ook. Maar die kinderen worden overenthousiast. Ze vergeten dat het een spel is. Ze raken oververhit en ik heb grote, stoere tanks van krijgers onder de voet gelopen zien worden door een enorme klont kinderen die boven op hem sprong, zodat het wel een scène uit een Loony Tune cartoon leek. Ze schoppen en klauwen en stompen en probeer hen dan nog maar eens van het veld te krijgen! Sommigen gaan zelfs boven op een krijger, die al op de grond ligt, springen!
Het is hun moment van glorie en op de een of andere manier denk ik dat dit een heel nederig makende en misschien zelfs wel een beetje angstige ervaring voor de krijgers moet zijn. Maar zodra een gepantserde krijger datzelfde kind na de show vriendelijk benadert en hem of haar aanbiedt zijn zwaard of schild vast te houden of een helm op te zetten, dan is alle lef als sneeuw voor de zon verdwenen.
Liefde en seks
Ik heb lang getwijfeld of ik wel een hoofdstukje moest wijden aan dit meest belangrijke en invloedrijke deel van de mensheid. Maar waarom niet? Dit is 2023, hoewel de preutsheid de laatste jaren keihard toeslaat. Maar mocht je dit hoofdstuk niet over willen slaan: af en toe kan het misschien R-rated worden.
*
Daar gaan we. Re-enactment is geen baan, het is geen toneelstukje opvoeren. Het is één of meerdere dagen leven in een middeleeuwse setting. Je slaapt er, je eet er, je doet alles wat je thuis ook had moeten doen. Het is niet zo, zoals velen denken, dat we in de avond na openingstijden onze spullen inpakken, moderne kleren aantrekken en naar een hotel rijden. We blijven ‘in character’. Dat is de lol ervan.
Maar het leven bestaat niet alleen uit ademen, eten, drinken en slapen. Seks is nu eenmaal een onderdeel ervan. Begrijp me niet verkeerd: verreweg de meeste re-enactors zijn fatsoenlijke mensen, trouw in hun relaties, met hoge morele standaarden. Maar dat wil niet zeggen dat er niet wat grappige anekdotes circuleren over minder morele incidenten die af en toe gebeuren.
*
Laten we beginnen met iets wat ik zelf meegemaakt heb. We waren op een evenement waar de tenten in rijen opgesteld waren, als in een legerkamp, met wegen tussen de rijen. Die wegen waren ongeveer 7 meter op zijn breedst. En 7 meter is nog binnen gehoorsafstand…
We waren net naar bed, de kinderen sliepen al een tijdje, toen er uit de tent recht tegenover ons aan de andere kant van de ‘straat’ erg herkenbare geluiden kwamen. Dat is vrij zeldzaam: de meeste mensen zijn zachtjes. Maar een overenthousiast paar vergat even dat privacy zeldzaam is in een kamp.
Maar het waren niet de normale kreunen en oohs en aahs. Hemeltjelief, nee! Ik ben niet preuts, maar dit was ver voorbij wat ik acceptabel vond. Wie niet bekend is met Vikingtengen, laat me kort uitleggen hoe ze gemaakt worden. Stel je twee driehoeken voor, elk gemaakt van drie planken, verbonden door drie palen. De driehoeken staan rechtop en vormen de korte zijden van de tent.
Blijkbaar hadden de bewoners het bed tegen één van deze driehoeken geplaatst en de bewuste dame zat duidelijk op haar knieën voorovergebogen met haar handen tegen het hout, terwijl de heer niet zijn horizontale geneugten najoeg, maar aan een soort workout op zijn hondjes bezig was. We konden het niet echt zien, want ze waren nog wel slim genoeg geweest om de lamp uit te doen, zodat er geen schimmelspel was, maar het was absoluut helder door de manier waarop het houten frame heen en weer zwaaide, zo zeer dat we vreesden dat de keggen het zouden begeven en de tent in zou storten. Dat zou pas een spektakel geweest zijn!
Het was niet alleen het zwaaien en kraken van de tent, maar deze mensen maakten ook erg, erg luide dierlijke geluiden, zo luid dat we bang waren dat het de kinderen zou kunnen wekken. En het ging maar door en door en door. Toen hoorden we wat billengeklets en alles wat nog ontbrak was een cowboy die yeehah riep!
Uiteindelijk, uiteindelijk, na wat ons een eeuwigheid toescheen, stopten de geluiden en opgelucht dachten we te kunnen gaan slapen. Niet dus. Na misschien drie of vier minuten begon het hele circus van voren af aan, nu nog luider en met nog meer enthousiasme en verbeeldingskracht.
Nee, ik geef jullie niet hun namen. Het moet volstaan dat het absoluut waar gebeurd is.
*
Op dat moment dacht ik dat me dit maar één keer kon overkomen, maar ik zat er weer naast. Een tijdje later waren we in een openluchtmuseum met replica’s van huizen uit de Brons- en IJzertijd met rieten daken. Het was winter, dat is wel goed om ook nog even te vermelden. Er lag geen sneeuw, maar het was koud.
We hadden een slaapplekje gekregen in een hoek van één van deze langhuizen. Er was een achtereinde, dat feitelijk de indoor stal was, waar mensen sliepen, en in het voorste deel, het woongedeelte, was een grote vuurplaats binnen een cirkel van stenen, met eromheen een kring van banken en een enorme bouwlamp erboven. Er was een pad vrijgelaten van de deur naar deze vuurplaats en de bedden lagen links en rechts van dit pad. Het hele huis was aardedonker, behalve deze centrale ruimte onder de lamp. Jullie voelen hem al aankomen, nietwaar?
We hadden in een ander gebouw gegeten en het feest stond op het punt te beginnen, dus we wilden nog even snel onze borden en bestek wegruimen voor we onze weg terug de steile helling door het bos in het donker later die avond moesten vinden of borden konden breken. Dus alles wat we niet meer nodig dachten te hebben, stopten we in een mand en we wandelden het pad op.
Onder ons stierven langzaam de traag op gang komende geluiden van vermaak en gelach weg terwijl we hoger klommen naar de verlaten stilte van de huizen, die voor slapen gebruikt werden. Onbewust van wat ons te wachten stond, duwden we de deken die voor de ingang hing opzij en kwamen toen met een schok tot stilstand.
In het midden van de open vuurplaats, binnen de bankencirkel, recht onder de – waarschijnlijk lekker warme, maar ook erg heldere – lamp was een paartje. Helemaal naakt. Op zijn hondjes (blijkbaar een populair standje).
Het hele huis was donker en er waren heel veel bedden met dekens en vachten – hoewel ik er niet erg gelukkig van geworden zou zijn als ze mijn bed gekozen hadden – dus ik begrijp niet waarom ze in hemelsnaam precies die plek uitgekozen hadden.
Ik voelde me beschaamd en wilde terugkeren, maar mijn man grijnsde alleen maar, wilde doorlopen naar onze plek, onze spullen opruimen en dan applaudisseren. Ik won. Lafaard die ik ben.
*
Dit exhibitionistische stelletje had er juist bewust voor gekozen overlopen te kunnen worden, maar bij anderen gaat het onbedoeld, wat leidt tot beschaamde momenten de volgende dag. Meestal vergeten ze dat tentdoek niet soundproof is of dat een lantaarn voor een wajangshow kan zorgen. En aangezien we geen tv hebben om ons te vermaken en we graag lachen, blijven dit soort ondoordachte acties zelden onbestraft. In één geval droegen enkele plaaggeesten, zodra ze doorhadden wat er aan de gang was, banken naar de tent en plaatsten die als in een theater in een halve cirkel voor de ingang. Het was voor het stel de volgende ochtend tamelijk pijnlijk om de schouwburg met de lege bierblikjes te ontwaren.
*
Niet alleen deelnemers denken soms niet na of hebben moeite hun aandrang te beheersen. Er is één verhaal dat ik niet zelf heb meegemaakt – godzijdank niet, want ik zou niet voor mezelf ingestaan hebben – maar dat ik van iemand anders hoorde.
Ze vertelde me dat ze tijdens openingstijden haar tent onbemand en onbewaakt achtergelaten had, maar wel dichtgeknoopt. Toen ze terugkeerde, betrapte ze twee bezoekers die daar ‘hun ding deden’ – in haar bed! Misschien wilden deze bezoeker de Middeleeuwen in al hun aspecten ervaren?
Privacy is een zeer gewaardeerd en zeldzaam iets op middeleeuwse kampementen…
Koken
Koken is een hoofdstuk op zich. Je werkt met open vuur in allerlei soorten weer, vaak met waardeloos brandhout, met gesmeed, ijzeren kookgereedschap en vaak met authentieke ingrediënten. En toch wil je ook nog lekker eten.
Maar deze blog is geen kookboek, noch een handleiding over de moeilijkheden waar je tegenop loopt. Het is bedoeld om te vermaken, of je nu wel of geen re-enactor bent. Dus ik ga jullie niet vermoeien met de onauthenticiteit van witte bonen, oranje wortelen, tomaten en rabarber, maar laten we het hebben over de manier waarop sommige re-enactors met restjes omgaan.
*
Restjes kun je invriezen of weggooien, weggeven of verwerken in iets anders. En als er ook maar een vermoeden is dat het niet meer goed is, gaat het subiet in de vuilnisbak. Maar er is nog een manier. Die heet: eet het op, ongeacht de staat (van ontbinding) waarin het verkeert. Ik leerde dat in re-enactment. Ik kende ooit op zijn minst drie mensen die dit actief praktiseerden. Maar ik kan er niet aan wennen. Ik vertel mezelf dat het authentiek is om geen eten te verspillen. Maar ik hoef niet zo nodig voedselvergiftiging op te lopen, want mijn maag en darmen zijn er niet aan gewend. Maar onze die-hards lijken daar immuun voor te zijn. Nu moeten wij leren net zo immuun te zijn als we hen hun gewoonte zien uitoefenen.
*
Ik liep jaren en jaren geleden voor het eerst tegen dit fenomeen op. We hadden gegrilde kip aan het spit. Maar het langhuis was authentiek donker en onze honger groot, dus de kippen waren nog rauw rond de botten. De nacht viel, een bloedhete, broeierige midzomernacht. En die plek was ook nog eens flink drassig. En dat betekent insecten. Heel erg veel insecten. En voedsel trekt vliegende gedrochten aan.
De volgende dag voelde niemand de aandrang om de kip te verwijderen. Drie dagen lang waren ze erg romantisch en middeleeuws decoratief aan het spit. Uiteindelijk kwam iemand op het idee dat het toch wel handig was om ze weg te pleuren. Maar onze die-hard, wiens naam ik niet zal onthullen, kreeg haast een toeval. Nee, dat was verspilling! Hoe konden we! Dat was nog heel erg jammie! We konden er nog een fijn soepje van trekken.
Ik dacht dat hij een geintje maakte. Niet dus. En onder onze ogen at hij alles op, inclusief de rauwe stukken.
*
Nog walgelijker was onze ervaring met zijn ideeën over melk. Vers gemolken geitenmelk, in de zomer zonder koeling. Onze holbewoner zette een portie weg om er wei van te maken, wat hij natuurlijk vergat. Een paar dagen lang. En al die tijd stond het op een plank in een oververhitte metalen container vol in de zon.
Toen we het vonden, was het te walgelijk voor worden. Het leek wel levend. Dat was het waarschijnlijk ook. Het was als het beste horrorfilm spul ooit. Maar blijkbaar erg smakelijk in de ogen van onze vriend. “Oh, dit is nog wel goed!” kraaide hij en nam de schaal uit onze handen een paar tellen voor we ons ervan konden ontdoen. Shit, we waren net te laat. Hij duwde (!) het vel – of was het een klont? – opzij, zodat iets afzichtelijks en bijna kleurrijks tevoorschijn kwam en begon het op te drinken. Wij moesten hard slikken om niet misselijk te worden.
En het bleef niet bij deze twee incidenten…
De grappigste opmerking ooit kwam toen hij op een dag de diagnose voedselvergiftiging kreeg. “Hoe in hemelsnaam is dat nu mogelijk?” riep hij uit. Wel, ik denk dat ik wel een idee heb.
Kinderen van re-enactors
Ja, re-enactors brengen hun hele familie mee, baby’s, kinderen, honden en fretten en ik heb zelfs katten gezien. En tot nu toe ben ik nog niet één kind tegengekomen die het niet leuk vond. Blijft dat altijd zo? Nee. Zodra ze de puberleeftijd bereiken, denk ik dat het een goede gok is dat ongeveer 80% eruit stapt. Ze hebben plotseling veel coolere dingen te doen en ze schamen zich tegenover hun vrienden.
*
Mijn dochters stopten er ook me. Ze vroegen ons niet langer naar huis te rijden in middeleeuwse kleding en het liefst om de hoek te parkeren. Als we hen uit school oppikten voor een evenement waar ze nog wel heen wilden, aangezien er vrienden van hen kwamen, waren ze vervuld van afgrijzen als we recht voor de school parkeerden, onze auto propvol met zichtbare schapenvachten en schilden.
Maar op de een of andere manier trekken de Middeleeuwen toch te erg, de verleiding is te verslavend. Van de 80% die eruit stapt, gok ik dat ongeveer 80% weer terugkeert rond hun 18e verjaardag. Dus je ziet niet veel jongelui in de leeftijd van 12-18 op een evenement. Ze moeten hun plek in de hobby nog vinden. Ze zijn niet langer kinderen, maar ze hebben ook nog niet de levensstijl van een volwassene ontwikkeld. Ze mogen nog niet meedoen aan de show fights, ze hebben nog niet het geduld om een handwerk te leren, dus ze vallen tussen wal en schip en voelen zich verloren.
*
Maar voor ze ermee stoppen, hoe denken ze erover? Ze hebben heel andere opinies over het evenement en de kampen dan hun ouders. Die beoordelen een evenement naar de kwaliteit van het brandhout, het weer, de sfeer, de bezoekers. Kinderen hebben heel andere standaarden.
Terwijl ik er niet zo blij mee was dat een bepaalde plek alleen maar koude douches had, wat me deed besluiten dat de kinderen niet hoefden te douchen, was dat voor hen een groot pluspunt. Uiteraard deelden ze dus niet mijn enthousiasme over de warme douches op een ander evenement. Zij zagen die liever vervangen door leemkuilen. En ja, daar mochten ze van mij in spelen, met dien verstande dat ze dan ’s avonds wel onder die koude douche gingen. Ze moesten leren zelf die afweging te maken. Ze kozen steevast voor de leemkuil en namen de afstraffing van het ijskoude water op de koop toe.
Dus wat willen de kinderen dan? Met welke standaarden beoordelen zij kampementen? Waar willen ze naartoe terugkeren en om welke redenen? Ik heb het hun eens gevraagd, toen ze nog heel jong waren.
*
Ze willen bomen, heel veel bomen. Klauterbomen, wel te verstaan. Bomen die geschikt zijn om aan te hangen en van waaruit je geheime mijmerplekjes bij een beek kunt bereiken. Dus er moeten ook geheime en opwindende kronkelpaadjes zijn. Het is heel belangrijk dat die ondoordringbaar zijn voor volwassenen, zodat die er van nature wegblijven en de kids er kunnen schuilen voor de spiedende blikken van hun ouders wanneer er naar hen gezocht wordt (bijvoorbeeld als ze moeten douchen).
Kinderen houden van een grote hooiberg. In Trelleborg (Zweden) was eens een ongelooflijke stapel hooibalen en de kinderen zochten toen planken en stokken bij elkaar en bouwden een stad met mijnschachten. Dit had voor ons ouders wel een voordeel, want nu wisten we altijd waar ons kroost uithing. Kinderen hebben geen berg speelgoed nodig, niet op een middeleeuws kamp. Ze hebben vrijheid en ruimte, en de rest verzinnen ze zelf met zand en water, een emmer en wat stro, stokken en wat touw.
*
De volwassenen behoren ook, voor de lol van de kleintjes, minstens vier show fights per dag te geven met als onvermijdelijke onderdelen het bestormen van een dorpspalissade, het slingeren van koolhoofden naar giftige trollen in het water (de fantasie van een kind kan de perceptie van de realiteiten behoorlijk veranderen!) en een aantal maffe krijgers. Vanzelfsprekend moet er een niet onbelangrijke bijrol voor de kleintjes in die shows gereserveerd worden.
*
Zwemwater moet er ook zijn. Een eerste vereiste is niet zozeer dat het water niet giftig moet zijn, maar wel vrij van kwallen. Dat is een punt dat ik als ouder kan ondersteunen, want het was niet bepaald lollig om mijn tent dagenlang te moeten delen met een dode kwal.
Mijn dochter droeg het dier rond in een emmer en toen ik haar geen toestemming gaf het mee naar bed te nemen (hemeltjelief!), begroef ze het elke avond op het strand om het de volgende morgen weer op te graven. Toen we haar na een aantal dagen vroegen waar haar trouwe huisdier was gebleven, antwoordde ze triest: “Hij is dood. Ik bedoel, echt dood.” En toen maakte ze een beweging met haar handen om aan te geven hoe haar kameraadje uit elkaar gevallen was.
*
Verder moet werkelijk elke volwassene altijd beschikbaar en bereid zijn op elk willekeurig moment van de dag om touwtje te springen. En niet eventjes tien minuten, maar wel even een heel uur, dus. En er moeten de hele dag pannenkoeken geserveerd worden. Het is niet belangrijk of het geld kost – ouders hebben geld genoeg en anders kopen ze er toch maar onzin van – of dat je in harde wind je wimpers verschroeit boven het open vuur bij het bakken – niet hun probleem. En een ijsje is ook cool.
Er moeten verder genoeg speelkameraadjes zijn en strenge ouders moeten verwijderd worden, want hoe durven die kinderen voor 10 uur ’s avonds naar bed te sturen om (en ik citeer) ‘dronken te kunnen worden en stomme liedjes te zingen’.
Dit zijn de tien geboden van kinderen.
Hard werken
De hobby is leuk en het trekt veel enthousiastelingen aan, zowel toeschouwers als beginnende deelnemers. Maar iedereen vergeet dat het verdomd hard werken is.
Stel je ons weekend voor…
Alles inpakken, waaronder extreem zwaar spul. Met wat pech het trappen afdragen en daarna in en op een auto stouwen. Honderden kilometers rijden, vaak na een dag werken. Uitpakken en opbouwen, vaak in het donker en stromende regen, soms met huilende kinderen.
Vroeg opstaan en alles in orde maken. Niet even snel het licht aandoen, de kachel aandraaien, waterkoker aanzetten, maar houthakken, vuur maken, koken etc. Met een beetje pech geen moderne wc- en douchefaciliteiten. De hele dag publiek, vragen beantwoorden, tientallen keren hetzelfde verhaal vertellen, opletten dat er niets kapot gemaakt wordt of gestolen. Niet even een boekje kunnen lezen of even in een koel T-shirt in de schaduw zitten of in je bed gaan liggen of de koude ontvluchten. Je moet voortdurend authentiek blijven, voor alles moet je in je tent op je knieën.
Als je water wilt, moet je lopen. Als je naar het toilet wilt, moet je lopen en in de rij staan. Als je iets warms wilt, moet je in de benen komen, houthakken, op je knieën gaan, met een beetje pech in de modder, vuur maken en aan de praat houden, wat lastig kan zijn in slecht weer. Een lekkere maaltijd maken in die omstandigheden in een enkele ketel of pan, zonder oven.
Je zit de hele dag op de grond of op een harde kist zonder rugleuning. Je moet op tijd zijn voor een show fight, wat fysiek zeer inspannend is. Je wordt geacht de hele dag actief te zijn met een of ander handwerk. Ziek? Doodop? Jammer dan. Als je even gaat liggen, krijg je commentaar van het publiek. Natte kleren en geen reserve? Pech, dan moet je daarin rondlopen. Nat beddengoed? Tja, dan slaap je niet best.
Geen privacy. Geen moment. Je buren krijgen alles mee. Hoe je omgaat met je partner, hoe je tegen stress kunt, of je in je humeur bent, hoe je opvoedt, alles. Soms kun je niet eens privé douchen en heb je een gemeenschappelijke ruimte.
Regels die niet altijd leuk zijn en vaak ook voortdurend wisselen. Herrie, vaak ook ’s nachts. In een gemeenschappelijke ruimte slaap je niet donker (mensen hebben een lichtje ’s nachts nodig) en er is altijd wel iemand die snurkt. Niet uitslapen.
Constant alert zijn op authenticiteit, wat vermoeiender is dan je zou denken. Niet in het zicht roken. Overdag geen alcohol. Altijd vriendelijk blijven tegen het publiek. Aangestaard worden door hele hordes, terwijl je zit te eten.
Dus ja, het is een veeleisende – en zeer kostbare – hobby. Niet dat we klagen, maar het zou fijn als zowel beginnelingen als publiek zich daar meer bewust van zouden zijn.
*
Ikzelf houd van evenementen met publiek. Ik houd ervan vragen te beantwoorden als mensen echt geïnteresseerd zijn. Maar het heeft ook een keerzijde, zoals je misschien al een beetje hebt kunnen distilleren uit het bovenstaande. Gelukkig zijn echt vervelende bezoekers zeldzaam. Maar als het gebeurt, dan blijft het je wel bij.
*
Mensen zijn met hun moddervoeten over mijn bed gelopen – ik slaap op de grond – en waren heel verbolgen toen ik vroeg of ze dat alsjeblieft niet wilden doen, omdat ik daar weer in moest slapen.
Kinderen hangen voortdurend aan de touwen en balken en begrijpen niet dat een tent om kan donderen – of dat je zelf hard op je snuit kan vallen als je over die touwen struikelt.
Ik vond het ook niet zo leuk toen een bezoeker zonder te vragen en zonder ondermatje de poepluier van haar baby op mijn schapenvacht verwisselde.
Een bezoeker heeft een keer zijn hond tegen mijn tent laten plassen, want – en ik citeer – “wij zijn toch maar barbaren”. Hoewel ik in alle eerlijkheid moet toegeven dat ik dit ook wel eens aan een dronken re-enactor heb moeten vragen, met even weinig succes.
Er is één keer geklaagd over een bezoeker die zich onheus naar de kinderen gedroeg. Alle alarmbellen gingen bij hem af dat hij wel eens een pedofiel zou kunnen zijn.
Publiek pakt vaak zonder te vragen dure spullen en soms gaan die dan ook kapot. Ze vergeten dat als je een boog te ver doorbuigt, hij breekt, dat als zij met ons zwaard iemand verwonden, wij verantwoordelijk zijn, en dat je met die brandende tak uit mijn vuur mijn tent in de fik kan steken.
En ja, dan zijn er nog de brutale kinderen.
En soms wordt er gestolen.
Dat is de reden dat sommige re-enactors liever kampen zonder bezoekers hebben, maar omdat daar geen entreegeld binnenkomt, moeten we dan zelf het terrein en alle faciliteiten huren, wat best een kostenpost is.
*
Soms groeien de problemen je gewoon boven het hoofd. Kamperen in een onverwachte sneeuwstorm is niet grappig, zeker niet met kleine kinderen. We hadden eens een lange stroomstoring. Nu zul je denken: daar hebben jullie toch geen last van? Je hebt toch kaarsen en vuur en olielampen. Jup, maar het betekent ook geen warme douches, geen licht in donkere slaapzalen.
Erger is als je lange tijd zonder water komt te zitten. In het begin hebben de meesten nog wel wat in een kruik of emmer. Maar dan? Hoe kook je? Hoe was je je handen? Erger is dat de toiletten ook niet meer doorgetrokken kunnen worden! Ja, we hebben het meegemaakt, terwijl er 300 deelnemers en 1000 bezoekers waren.
In zulke omstandigheden ga je het moderne leven erg waarderen en besef je pas hoe zwaar het vroeger geweest moest zijn.
Authenticiteit
Het A-woord… Het is een stekelig onderwerp. Hoe ver moeten we gaan, hoe ver kunnen we gaan, hoe ver willen we gaan? Moeten we afzien van modern ondergoed? Pleisters? Maandverband en luiers? Medicijnen en brillen? Mogen we nog wel naar een evenement met een arm in het gips of op krukken?
Er zijn wel grenzen aan. Dit is nu eenmaal de 21e eeuw. Het is een dunne lijn om op te balanceren, zeker aangezien er nog veel uit die tijd onzeker is. En authenticiteit heeft een prijs. En kunnen we van een beginneling meteen complete authenticiteit verlangen?
Dat we geen nagellak en piercings mogen dragen, lijkt me nogal logisch. Een klein meisje vertellen dat ze haar barnstenen ketting uit de 10e eeuw af moet doen op een show die 1066 uitbeeldt, vind ik weer een beetje ver gaan (wel gebeurd). Moderne melkpakken kun je weghalen, maar aardenwerk uit de 12e eeuw vind ik weer niet zo’n groot probleem, aangezien het moeilijk is aan het juiste spul te komen en de verschillen alleen opvallen aan de echt ingewijden.
En hoe slechter het weer, hoe moeilijker om authentiek te blijven. Wanneer de modder tot aan je kuiten komt, wordt het wel heel verleidelijk om klompen of rubberlaarzen aan te trekken. Maar om te verschijnen met een tent met ritsen, blauwgeverfd haar of een gebreide, zilver gespoten maliënkolder is weer het andere uiterste.
Dus wanneer grijp je als organisator in? Waar trek je de lijn? Ben je bereid je eigen evenement en misschien zelfs vriendschappen op te offeren door de hele tijd als politieagent in de rondte te lopen?
*
En dan is er leeftijd. Dit is ook een precair. Mensen zijn heel beschermend ten opzichte van hun kinderen, wat natuurlijk ook goed is. Ik ben ook ouder. Maar waar stopt het normale beschermende instinct en begint overbezorgdheid? Kinderen zijn taaier dan we denken en hoeven veel minder betutteld te worden dan soms vermoed. Maar hier zullen mensen het wel nooit over eens worden.
En nu ik ouder word, begin ik de jaren ook te voelen. De hobby wordt steeds moeilijker. Ik zou de scherpe randjes van authenticiteit weg kunnen slijpen om het me gemakkelijker te maken, zodat ik nog wat jaren meekan, maar hoe ver kan ik gaan? Mijn tent is al erg hoog, zodat ik erin kan staan. Ik neem een stoel mee, omdat ik het gewoon niet meer red op een kist. Wel zo authentiek mogelijk, maar er wordt soms wat lacherig over gedaan. Ik begin nu te begrijpen waarom men in die dagen mensen van veertig oud vond. Vanaf dat moment begon het voor mij ook jaarlijks lastiger te worden en dat na een leven van comfort, goede voeding en medische zorg.
En we zijn in deze onze eigen rechters. En dat is best gevaarlijk…
*
Het publiek ziet authenticiteit echter door een heel andere bril, zoals hiervoor bij het hoofdstukje over vragen al naar voren kwam. Ze denken soms dat plastic voorwerpen ok zijn, maar houten niet, dat pindakaas A is, maar appels niet. Dan is het aan ons om het uit te leggen.
Ze verwachten soms een stelletje barbaren in vachten, met schapenhuid rond hun benen, en hoornen op helmen. Niet iedereen, natuurlijk, maar sommigen toch nog steeds, ondanks onze inspanningen. Ze vinden het moeilijk te geloven dat de mensen in de 10e eeuw wollen stof konden weven met meer dan 35 draden per cm en linnen met meer dan 20 draden per cm. Ze vinden het niveau van kunstzinnigheid en kunde vaak ongeloofwaardig.
‘Je gaat me toch zeker niet zeggen dat dit een exacte replica is? Dat is toch veel te fijn werk?’ hoor je vaak. Soms denk ik dat ze ons eerder zouden geloven als we zouden praten als Me Tarzan You Jane.
*
Een grote valkuil voor elke re-enactor zijn wijzelf. Soms zie je iets in een ander kamp en vind je dat het meest handige voorwerp of meest mooie kledingstuk ooit. En voor je het weet, heeft iedereen het klakkeloos overgenomen. En dan is het verdomd moeilijk het weer verbannen te krijgen.
Er zijn kruistochten gevoerd tegen de Afrikaanse steekstoelen, vrouwen die Slavische jassen droegen, de pinafore die uit twee smalle lapjes bestaan en met vaste lussen of zelfs schouderbanden, oranje wortelen. Het is er nu wel bijna uit, maar nu blijken de al decennia gebruikte lampen van perkament of blaas niet authentiek en moeten die weer, beetje bij beetje, vervangen. En slechts een week geleden ontdekte ik dat everzwijnslagtandhangers ook uit een heel ander tijdperk stammen dan de Vroege Middeleeuwen. Helaas voor de heren die ze met trots dragen.
Een ander probleem is het mengen van stijlen uit verschillende perioden binnen de Vroege Middeleeuwen, regionen of statussen. Het is een val waar ik ook wel eens ingetuind ben en misschien onwetend nog steeds wel eens in kukel.
En dan is er die duivelse hoofddoek, waar altijd ruzie om is. Sommigen zeggen dat hij absoluut gedragen moet worden als je volwassen bent, anderen dat er geen archeologisch bewijs voor is. Ik vind hem persoonlijk wel erg handig in koud, regenachtig weer, als je met je lange haren in harde wind staat te koken, of als je een modern kort kapsel hebt.
Authenticiteit blijft een harde noot om te kraken.
Weer naar huis
Dan is helaas het evenement weer voorbij en is het tijd om naar huis te gaan. Het is een triest moment, want je moet vrienden en goede bekenden gedag zeggen terwijl je weet dat je ze weer heel lang niet zult zien.
Soms, na een bijzonder zwaar evenement, verlang je best wel naar je eigen, warme, droge bed en een goede douche. Maar voor je kunt genieten van de verworvenheden van modern vernuft, ligt daar de loodzware taak alles af te breken en weer in te pakken.
Als je heel erg veel geluk hebt, is je tent droog. Als je nog meer geluk hebt, dreigt er geen regen en kun je het min of meer op je gemak doen. Dan zet je alles eerst klaar op de wei en kun je daarna op je gemak gaan tetrissen met de bagage.
Meestal is het publiek weg, dus die krijgen nooit een idee van het gedoe. Daarom even een beschrijving.
*
Het was een ruig weekend. Alles is nat. De laatste show fight heeft de uitrusting van de krijgers achtergelaten aangekoekt met dikke lage modder, en, als er paarden aan meegedaan hebben, ook stront. Je bent koud en voelt je miserabel en met een beetje pech heb je ook nog kougevat. Aangezien je geen kokendhete ketel in kunt pakken, heb je de afgelopen twee uur niets warms kunnen maken, dus ook geen warme thee of koffie. De tent is doorweekt.
Daarnaast, alsof de hemels al niet genoeg gehuild hebben, breken die precies vijf minuten voor het einde van het evenement weer open. Zo gaat het toch altijd? Je hebt de hele middag naar de lucht gekeken, de wolken zich zien opstapelen, ze dichterbij zien komen en steeds donkerder worden, maar de regen kon natuurlijk niet nog één uurtje uitblijven.
*
Eerst moet je de auto op het terrein krijgen. Dat is niet zo eenvoudig als het klinkt. Als het terrein erg vol staat, is er een schema wie eerst mag en wie daarna, zodat er geen files ontstaan. Zij die het verst moeten rijden, mogen ook vaak eerst.
Daarnaast is de toegewezen parkeerplek voor deelnemers vaak geen gewone parkeerhaven, maar één of andere boerenakker of bouwterrein. Dus hopen dat je auto niet vaststaat in de modder! We zijn wel eens met tractors weggesleept! En we hebben vaak genoeg geholpen auto’s eruit te duwen, tokkelend op de compressie, met een modderbad als toegift.
*
Dan moet je inpakken. Aangezien het regent, moet je alles zo lang mogelijk in de tent laten. Dat gooit dan wel de volgorde van inpakken door elkaar, want bepaalde dingen moeten eerst. Als de tentpalen bijvoorbeeld niet op het dak gaan, moeten ze eerst, maar dat gaat niet als je de tent moet laten staan tot het einde. En het natte, smerige grondzeil wil je eigenlijk ook graag onderop, maar dan staan je spullen in de blubber. En aangezien elke auto tot de nok toe vol zit, is het een tangram-puzzel.
Dus flikker je alles kriskras door elkaar op de achterbank, terwijl je zelf doorweekt raakt, herpakt, herschikt, en herpakt weer en weer. De auto wordt van binnen nat, het ketelroet komt overal, het is een invasie van modder en vuil.
Geen regen? Dan heb je een hittegolf en moet je om de tien minuten pauzeren met wat drinken en even de schaduw opzoeken. Zelden heb je het perfect weer. In een storm afbreken is namelijk ook niet jofel.
Ondertussen eisen de kleine kinderen aandacht, worden rusteloos en langzaam stijgen de stresslevels.
Als alles in de auto zit en alleen de tent staat nog te zwaaien en kraken in de windvlagen, moet je van je restjes afkomen. Afval moet naar de container site gesleept worden. Ongebruikt brandhout moet weer teruggelegd, wat rugbrekend kan zijn zonder kruiwagen. Stro moet uit het gras geharkt en terug gedragen. De uitgestoken zoden van de vuurkuilen moeten teruggelegd en aangestampt.
*
Dan mag de tent naar beneden. Die is loodzwaar doordat hij nat is. Wind rukt de touwen uit je handen. Je weet niet zeker waar je het plat kan leggen, want overal staan er diepe plassen op de weide. Een natte tent is één ding, maar een tent volledig overspoeld door zwarte, drabberige prut van binnen en van buiten is iets ander. Je probeert hem op te vouwen, zodat hij in de auto past, maar het canvas of linnen is zo zwaar, dat het haast niet gaat. Met twee man krijg je het kreng opgetild en in de auto geduwd en dan begint het persen en duwen, net zo lang tot de achterklep dicht kan. En als je dan geen grote plastic bouwzak hebt, dan druipt al het vieze vocht uit de tent over al je andere spullen. Wat maakt het uit: alles was toch al nat en smerig.
Dan staat er alleen nog het karkas van houten planken of palen. Tof! Het hout is door het vocht opgezwollen (net als de touwknopen, waar je wel een kwartier op hebt staan prutsen of desnoods stuk hebt moeten snijden) en de wiggen eruit hameren is een uitdaging. Ook de haringen uit de zuigende grond rukken, lukt niet altijd, zeker niet met houten haringen.
Tegen deze tijd zijn veel stelletjes al begonnen met bekvechten. Sommigen lopen in frustratie een rondje om tot kalmte te komen. Ik heb zelfs wel eens iemand in wanhoop zijn tentplanken met een bijl stuk zien slaan, omdat hij ze niet loskreeg. Dit heeft niets te maken met het niet om kunnen gaan met stress of het hebben van een kort lontje, maar alles met pure uitputting.
*
Uiteindelijk zit alles erin, kinderen hebben nog een keer geplast, je hebt iedereen gedag gezegd en je kunt gaan. Wel, niet iedereen. De organisatie moet natuurlijk nog het veld controleren of er geen vuil achtergebleven is. Ze moeten entreekraampjes of voedseluitgiftepunten schoonmaken en/of opruimen. Er moeten nog zaken met de opdrachtgever afgehandeld worden.
De reis naar huis is niet lollig. Je bent moe. Je bent nat. Je spieren doen zeer. De kinderen mekkeren. De auto stinkt. De ramen beslaan. Er is altijd wel ergens een file, zelfs op zondagavond. En je wilt snel naar huis, want je moet de volgende dag weer werken.
Eenmaal thuis herhaald alles zich in omgekeerde volgorde. Soms, als je spullen droog zijn en je woont in een buurt waar je auto niet het risico loopt om opengebroken te worden, kun je het erin laten tot de volgende dag, tenminste, als je niet naar je werk hoeft, maar meestal moet het meteen, in het midden van de nacht.
Ik ben zo blij dat ik niet langer op tweehoog in de grote stad woon, waar de auto nooit voor de deur kon staan en waar je drie smalle, steile trappen op moest en daarna nog twee naar de zolder!
Je auto zal nog dagen stinken en als de bekleding nat geworden is, sta je voor een uitdaging. Zoals ik al beschreef, hebben wij na een paar dagen vochtvreters wel eens het strijkijzer ter hand moeten nemen. En waar droog je je tent? Als je het niet doet, gaat hij schimmelen. En niet iedereen heeft een grote tuin, schuur of garage. In de woonkamer, waar hij dagenlang alle plek in zal nemen, druipend op je tapijt? En hoe takel je hem op? Ik heb geen katrollen aan mijn plafond. Dus dan maar draperen over tafel en stoelen en regelmatig keren.
En dan douchen en naar bed! Gek genoeg ruik je onder de douche pas hoe je naar kampvuur ‘stinkt’.
Maar dat is niet het einde. De modderkoeken moeten verwijderd worden. De schoenen moeten worden schoongemaakt en ingevet. Natte zwaarden, helmen en maliën moeten gepoetst en wellicht geolied. Ketels moeten geschuurd en ingevet. Kleding moet – vaak op de hand – gewassen worden en ook dikwijls gerepareerd. Het aardewerk moet afgewassen worden. De schapenvachten moeten worden gelucht, dekens geklopt. Er zijn tientallen dingen te doen!
Losse eindjes
Ik heb nu bijna alles verteld wat ik vertellen kon. De rest moet uit piëteit onbesproken blijven. Maar vier dingetjes wil ik nog aanstippen: je goede naam en roep, Walkuren, ruilhandel en religie. Ik voeg ze toe voor de volledigheid en voor de lol.
*
Zoals de Hávamál al zegt, is je goede naam je meest kostbare bezit. Verlies het en je bent geruïneerd. Je wordt nooit meer uitgenodigd voor een kampement.
Eén manier om je goede naam te verliezen, is door kinderen te hebben. Ja, ze kunnen je verdoemen, niet alleen door je verschut te zetten, maar ook door ronduit leugens te vertellen die door anderen wellicht geloofd worden. Laat me een voorbeeld geven.
Op een nacht in Denemarken had ik de hele nacht aan een kampvuur gezeten. De zon was al op, toen ik terugging naar mijn tent. Tegen die tijd waren mijn jonge dochters al wakker en zagen me komen, waarschijnlijk bleek door vermoeidheid, neem ik aan. En tijdens een moment van complete stilte in het hele kamp – natuurlijk, wanneer anders? – riep één van hen erg luid: “Mama, heb je weer eens niet in je eigen bed geslapen?”
Fijn. En hoe harder je roept dat ze onzin uitkramen, des te minder zullen anderen het geloven.
*
Walkuren. Daar heb ik ook een anekdote over die ik wil delen. Het gebeurde in Frankrijk, lang geleden. Tijdens de grootse openingsfestiviteiten, waarbij burgemeesters en zelfs een heuse prinses aanwezig waren, dacht de gemeenteraad dat het een geweldig idee zou zijn als onze krijgers een show fight zouden geven met echte Walkuren erbij!
Om dit plaats te laten vinden, gingen ze naar de plaatselijke middelbare school, en vroegen de meisjes, allemaal rond de 17, 18 jaar oud, om als Walkuren op te treden.
Ik heb nog nooit mensen zulke grote ogen op zien zetten als toen ze deze Walkuren zagen… Ze waren gekleed in fladderige, gedeeltelijk doorzichtige, haremachtige draperieën… met blote borsten! En ik heb ook zelden de krijgers zo gretig zich vrijwillig zien opgeven voor een show fight! Waarom? Omdat de halfnaakte creaturen zich op hun knieën lieten vallen naast elke ‘dode’ krijger, om hem tot leven te wekken met mede uit een hoorn, hun jonge borsten bungelend boven hen.
Mannen hebben gewoonlijk hun trots en sommige hebben daarom moeite om hun hits te nemen (lees: accepteren dat ze geraakt zijn en daarna ‘dood’ uit het gevecht te gaan), want niemand wil verliezen, maar nu gingen ze blijmoedig naar de grond, tot het moment waarop het ontspoorde en sommigen zelfs zelfmoord pleegden! Het was nogal een schaamteloze vertoning, vond ik. Maar goed, ik ben dan ook een vrouw.
*
Veel mensen vragen ons hoe we aan onze spullen kopen. We maken het. Het kan niet anders. Je kunt het niet in je plaatselijke supermarkt kopen. En wat je niet zelf kunt maken, laat je anderen doen. Je kunt ervoor betalen, maar een goedkopere en aangenamere manier, die iedereen meer voldoening geeft, is het te ruilen. Dus de één maakt een boog en jij maakt een ketel. Het is zo oud als de weg naar Rome en het werkt nog net zo goed.
*
Het laatste woord moet gesproken worden over religie, omdat we er vaak – voorzichtige – vragen over krijgen. Sommigen van ons zijn atheïst, sommige christen, en ja, sommigen geloven in de oude goden. Het is niet iets wat gemakkelijk geaccepteerd of begrepen wordt, dus de meesten zwijgen hierover. Het is privé.
Toch wil ik benadrukken dat zij die in paganisme geloven – of hoe je het ook noemen wilt, daar zijn ook wat discussies over – niet een stelletje wannabees zijn, noch dat we één of ander geinig, geritualiseerd toneelstukje opvoeren. Ik denk dat het belangrijk is te beseffen dat deze religie door hen net zo serieus genomen wordt als welk ander geloof door andere gelovigen dan ook.
Als wij trouwen voor de oude goden, doen we dat niet omdat het zo’n leuk stukje theater is. We doen dat omdat we het erg serieus nemen en geloven in wat we doen.
Het maakt niet uit wat je ervan vindt, maar toon wat respect. Helaas gebeurt dat niet altijd.
Nawoord
Ben je re-enactor? Heb je één en ander herkend van wat ik schreef? Heb je misschien zelfs jezelf herkend? Of kon je een bepaald evenement aan een anekdote plakken? Vast wel. Ben je een niet-ingewijde lezer? En denk je dat alles overdreven en uit zijn verband gerukt is? Nou, dat was het niet.
Natuurlijk, anekdotes gaan nooit over de dingen die gegaan zijn zoals het moest en niemand wil terugdenken aan de dingen die echt helemaal misgingen. Wij hebben ook wel eens een ambulance of de politie moeten laten aanrukken. Maar dat zijn geen anekdotes.
En je kunt eenvoudig de naakte feiten oplepelen, of ze wat bloemig vertellen. Maar dat maakt het nog niet onwaar.
Dus als je ooit weer eens een re-enactment evenement bezoekt, kijk dan voorbij wat we bieden, zie de liefde en het werk en de moeite en de kosten en de tijd en de vreugde die in elk voorwerp zitten, elke daad, elke prestatie. Heb er wat begrip voor als je een deelnemer een dutje ziet doen. Probeer niet al te hatelijk op te merken dat je niet betaald hebt om een kind op regenlaarsjes te zien lopen of iemand een aansteker te zien gebruiken om zijn natte brandhout aan de praat te krijgen. Lach ons niet uit, omdat er stempels op de eieren zitten – wij krijgen ze zo gewoon geleverd en we kunnen moeilijk allemaal een kooi met kippen meebrengen.
Want het is een hobby, een levensstijl zo je wilt, niet onze baan, en we doen het vrijwillig en met liefde en enthousiasme, maar we zijn maar gewoon mensen. En wanneer dingen tegenzitten, moeten de teugels wat gevierd kunnen worden.
En uiteindelijk is wat ons door laat gaan, deze geweldige, onbeschrijflijke sfeer, dit gevoel van saamhorigheid, de diepe vriendschappen die ons honderden kilometers laten rijden om een bruiloft bij te wonen of een vriend te helpen verhuizen of iemand te bezoeken, deze unieke sfeer waarin iedereen hulp biedt als het nodig is. Het is deze speciale soort vriendschap en nabijheid die ik niet zou willen en kunnen missen.
Wàt een lang maar interessant verhaal. Ik heb het niet tot het eind gelezen. Ik kon mij vinden in het kamperen. Mijn man en ik heb ca 10 jaar fietstochten gemaakt en op verschillende campings gekampeerd. Onze fietsen waren ‘afgeladen’ en hadden maar drie versnellingen. Wij sjouwden een 13 kg tent mee, twee klapstoeltjes, één priktafeltje, twee luchtbedden, twee slaapzakken, één campinggas- één steelpan (waarin alles werd gekookt) een wasbakje alsook onze nodige kleding en bestek…
We hadden geen lichtgewicht fietstassen…Het meeste ging achterop ik had een voordrager waaraan links en rechts ook een tas hing en mijn handtas voorop onder de klem, was onze kluis….
Wij hebben deze jaren volop genoten en hebben er mooie herinneringen aan en ik heb de ‘nodige dagboeken’ hiervan gemaakt….Onze kinderen gingen toentertijd hun eigen gang en vonden fantastisch dat wij dit deden…
Geweldig verhaal en alles heel herkenbaar!
We hebben het hier vaker over een het is altijd weer een bron van vermaak om deze herinneringen op te halen.
Nu voor de eeuwigheid bewaard in jouw blog 😉