skip to Main Content

5000 Calorieën

5000 Calorieën

Door de eeuwen heen hebben landen zich het hoofd gebroken hoe ze hun soldaten en matrozen goed gevoed konden houden. Logistiek, beperkte methoden van houdbaar maken en ontbrekende kennis over voedingswaarde en vitaminen bleken dikwijls een onoverkomelijk obstakel. Honger, ondervoeding en scheurbuik lagen altijd op de loer.

Maar wat aten ze nu precies? En vooral: hoeveel? Ik ben een onderzoekje begonnen en was verrast door de grote hoeveelheid calorieën die er per dag naar binnen geschoven werden – als er geen tekorten waren, uiteraard. Om over de kwaliteit nog maar te zwijgen, maar daarover later meer.

Laten we beginnen met een simpel lijstje met wat soldaten en matrozen door de eeuwen heen in verschillende landen en oorlogen aan dagelijks rantsoen volgens de officiële handboeken moesten krijgen. Wie dit saai vindt, kan natuurlijk ook voorbij de lijstjes scrollen. Tussen de haakjes staan de getallen omgerekend naar afgeronde Nederlandse maten.

Engelse vloot – Amerikaanse Revolutie

  • Zondag / Donderdag : 1 lb (454 g) scheepsbeschuit, 1 lb (454 g) gepekeld varkensvlees, ½ pint (0,3 l) erwten, 1 gallon (4,5 l) bier
  • Maandag / Vrijdag : 1 lb scheepsbeschuit1 pint (0,6 l) havermout, 2 oz (57 g) boter, 1 gallon bier,
  • Dinsdag / Zaterdag : 1 lb scheepsbeschuit, 2 lb (907 g) gepekeld rundvlees, 1 gallon bier
  • Woensdag : 1 lb scheepsbeschuit, ½ pint erwten, 1 pint havermout, 2 oz boter, 4 oz (113 g) kaas, 1 gallon bier

Engelse leger – Engelse Burgeroorlog

  • Dagelijks: 1 lb brood, 1 lb vlees, 1 lb kaas, 4 pint (2,3 l) beer

Engelse leger – French & Indian War

  • Dagelijks: 1 lb brood / meel, 1 lb rundvlees / 9 1/7 (292 g) oz varkensvlees, 6/7 oz (24 g) boter, 3/7 pint (0,2 l) erwten, 11/7 pint (0,8 l) rijst / havermout

Engelse leger – Napoleontische Oorlog

  • Dagelijks: 1 lb rundvlees of ½ lb (227 g) varkensvlees, 1,5 lb (680 g) brood / meel of 1 lb scheepsbeschuit, ¼ pint (0,1 l) erwten, 1 oz kaas / boter, 1 oz (28 g) rijst, 1 pint wijn / ½ (0,3 l) pint gin of rum / 5 pints (2,8 l) ‘small beer’

Engelse leger – Krimoorlog (tweede helft)

  • 1,5 lb brood / 1 lb scheepsbeschuit, 1,5 lb vlees, 1 oz koffie, 1 ¾ oz (50 g) suiker, 2 oz rijst / gerst, ¼ pint spiritualiën

Wat je ziet is dat er in ieder geval elke dag een pound brood of scheepsbeschuit en een pound al dan niet gepekeld vlees uitgedeeld werd. Als het uitgedeeld werd, maar daarover later ook meer. Daarnaast waren erwten en bier ook wel vaste prik.

Voor we dieper ingaan op de problemen van proviandering, de gewichten, de kwaliteit en de calorieën, moeten we even kijken naar andere landen. We zien dan dat er uiteraard regionale verschillen zijn, maar dat het overal wel zo’n beetje op hetzelfde neerkwam.

Koloniale / Amerikaanse leger (Massachusetts) – French & Indian War:

  • Dagelijks: 1 lb brood / meel, 1 lb rundvlees / 9 1/7 ounce varkensvlees, 6/7 ounce boter, 3/7 pint erwten, 11/7 pint rijst / havermout
  • Wekelijks : wekelijks ½ lb suiker, 1 pint melasse, 7 gills (0,8 l) rum

Amerikaanse leger – Amerikaanse Revolutie

  • Dagelijks: 1 lb rundvlees / ¾ lb varkensvlees / 1 lb gezouten vis, 1 lb brood of meel, 1 quart (1 l) ‘spruce beer’ of cider of melasse (zie bij wekelijks), 1 pint melk
  • Wekelijks: 3 pints ertwen of bonen of groente-equivalent, ½ pint rijst of 1 pint ‘Indiaans meel’, 9 gallons (34 l) molasse per 100 man of dagelijks rantsoen spruce beer/cider

Amerikaanse leger – Amerikaanse Burgeroorlog

  • Dagelijks (kamp) = 12 oz (340 g) varkensvlees / spek of 1 lb 4 oz (567 g) verse of gezouten rundvlees; 1 lb 6 (623,7 g) oz brood / meel of 1 lb hard brood of 1 lb 4 oz maïsmeel
  • Dagelijks (te velde) = 1 lb hard brood, ¾ lb (340 g) gezouten varkensvlees / 1 ¼ lb (567 g) vers vlees
  • Per 100 rantsoenen: 8 qt (7,6 l) bonen / erwten, 10 lb (4,5 kg) rijst / hominy, 10 lb groene koffiebonen / 8 lb (3,6 kg) geroosterde koffie / 1 lb 8 oz (680 g) thee, 10-15 lb suiker, 2 qt zout (1,9 l), 1 qt azijn (1 l), 1 qt melasse

Franse leger – Napoleontische Oorlogen (vanaf 1801)

  • Dagelijks: 750g brood en/of 550g scheepsbeschuit, 250g vlees, 30g rijst en/of 60g gedroogde bonen, erwten of linzen, ¼ l wijn, 1/16 l brandewijn, 1/20 l azijn, 1/60 kg zout

Deze cijfers kunnen een vertekend beeld geven, omdat ze geen melding maken van enerzijds tekorten en anderzijds aanvullingen, omdat er op schepen een-achtste ingehouden werd en omdat botten meegerekend werden in het gewicht!

Scheepsbeschuiten waren ronde schijven brood die drie keer gebakken waren, zodat ze kurk- en kurkdroog waren en daardoor ook keihard. Ze moesten met het nodige geweld gebroken worden (schoenhak, hamer, geweerkolf) of geweekt. Vaak werden ze met het vlees gewoon meegekookt tot een dikke stoofpot. Denk hierbij niet aan een heerlijke, kruidige eenpansmaaltijd wat we tegenwoordig onder stoofpot verstaan, maar een smakeloze blubber, zelfs als er gezouten vlees gebruikt werd.

Small beer of tafelbier was een bier met een zeer laag alcoholpercentage (toentertijd rond de 1%). Spruce beer of ‘sparrenbier’ werd in Noord-Amerika gemaakt van de toppen en takken van sparren, die drie uur gekookt werden, gezeefd en gezoet met melasse. Ook werd het wel gemaakt door hop te koken, daar melasse en sparrentoppen aan toe te voegen, en met gist een week te laten staan. Dit werd in leger en vloot gedronken om scheurbuik tegen te gaan.

Indianenmeel is maïsmeel. Hominy is gedroogde maïs dat behandeld is met loog.

Van deze rantsoenen kon afgeweken worden als een bepaald product niet te krijgen was of als de mogelijkheid tot aanvullingen zich voordeden. Vlees kon volgens bepaalde rekenmodellen omgezet worden in meel met rozijnen of niervet. Havermout kon vervangen worden door rijst. Boter of kaas mocht ook olie zijn, aardappelen konden in plaats van brood komen.

Dikwijls probeerden vlootofficieren telkens wanneer mogelijk verse groenten en fruit te kopen of levende have aan boord te halen. Matrozen visten naar dolfijnen, schildpadden en vissen, soldaten probeerden vogels en wild te schieten of ze groeven kikkers uit. Verder konden ze, als ze geld hadden, wat kopen van zoetelaars of parlevinkers.

Er werden ook pogingen ondernomen om verbeteringen aan te brengen en de mannen gezonder te houden. In 1756 werd ‘portable soup’ uitgevonden. Dit was een soep gekookt van groenten en orgaanvlees, dat men daarna koud en hard liet worden, waarna het in blokken meegenomen kon worden. Rond 1757 werd zuurkool ingevoerd. Helaas bleken zowel kapiteins als bemanning bijzonder conservatief. De mannen klaagden en sommige kapiteins wilden het niet eens meenemen.

De gewichten in de vloot waren niet wat de mannen op hun bord kregen. Dat had te maken met de zogenaamde “hofmeesters achtste”. Om verlies te compenseren mocht een hofmeester van elk gewicht een-achtste inhouden en dus gebruikte hij maten van veertien (in plaats van zestien) ounce per pound en zeven (in plaats van acht) pints per gallon.

Het gewicht in vlees lijkt enorm, maar men moet bedenken dat botten meegewogen werden. Na uitbenen bleef hooguit de helft over.

We zien ook dat soldaten en matrozen draaiden op sterke drank. Dronkenschap was dan ook een groot probleem. Een zeekapitein die geen rum schonk, kon op een muiterij rekenen. De hoeveelheden variëren, maar daar moeten we wel een aantekening bij maken.

Er werd in eerste plaats bier geschonken, dat dus meestal bier was met minder dan 1% alcoholpercentage. Maar een gallon (4,5 liter) bier kon vervangen worden door 1 pint (568 ml) wijn of ½ pint (284 ml) brandewijn, rum of arak. Dat lijkt een flinke hoeveelheid, maar het werd verdund! Onder het toeziend oog van de mannen, zodat ze zeker wisten dat ze niet belazerd werden.

In het midden van de 18e eeuw werd het verdund in de verhouding 1:4 en werd het niet meer in één keer maar in twee keer uitgedeeld. In 1756 werd er verplicht wat citroensap bijgedaan. In 1823 werd het rantsoen gehalveerd.

In 1850 werd de ’tot’ rum nog eens teruggebracht tot 1/8 pint (71 ml). Dat was dan wel sterke rum (54,6%) maar wel verdund met twee delen water tot 3/8 pint (213 ml) grog. In 1970 werd de sterke drank in Engeland helemaal verboden, omdat het te gevaarlijk werd geacht samen met machinerie. In de Amerikaanse vloot werd een ½ pint (237 ml) gedistilleerd geschonken. In 1842 ging men terug naar 1 gill (120 ml) en in 1862 werd het afgeschaft.

Deze hoeveelheden zijn in theorie. Uiteraard kregen de soldaten en matrozen dikwijls minder. Als een reis langer duurde op zee en de voorraden raakten op, dan werd er gekort. Als de bevoorrading uitbleef, werd er gekort. Als een land onder blokkade lag en er tekorten waren, dan werd er gekort.

Zo waren de troepen op de Krim regelmatig op half rantsoen. Ze leefden dan op scheepsbeschuit en pekelvlees met soms maar twee aardappels en een ui per maand per persoon. Bijna 20.000 pounds citroensap werden geleverd, maar dat lag twee maanden te bederven in de haven, omdat de bevoorradingsofficier zich niet geroepen voelde dit te verdelen. Dit is des te schandaliger als je bedenkt dat soldaten gekort werden op hun toch al karige soldij voor voedsel dat ze dus niet kregen of dat verrot was.

Corruptie was ook een groot probleem. Bevoorradingscommissarissen stopten dan het geld in hun zak en kochten inferieur voedsel. Vlees was dan verrot en oneetbaar. Meel was groen geworden. Scheepsbeschuit zat vol maden. Dit was vooral op zee erg (waar het vaak geen corruptie betrof, maar de lange tijd dat voedsel aan boord was) en in gevangenenkampen.

En ten slotte was er nog het probleem van de bereiding. Op zee was er een gebrek aan vers water, wat nodig was om het pekelvlees te ontzouten en om in te koken. Na een lange reis was dat water eerder groene drab dan iets wat drinkbaar was. In het leger was er vaak een tekort aan brandhout, zodat rantsoenen niet gekookt konden worden of koffiebonen niet geroosterd.

En dan het belangrijkste: waren deze hoeveelheden genoeg? Als je ernaar kijkt en even niet naar de eentonigheid, smakeloosheid en het gebrek aan vitaminen kijkt, dan lijken de hoeveelheden enorm! En dat zijn ze ook.

De rantsoenen in de Engelse vloot kwamen al snel neer op zo’n 5000 kilocalorieën per dag. Engelse soldaten in de French and Indian War kregen tussen de 2400 en 3100 kilocalorieën binnen. In de Engelse burgeroorlog lag het op 4700. Dus samengevat kun je zeggen dat soldaten en matrozen (in theorie) tussen de 3000 en 5000 kilocalorieën binnenkregen, iets meer in de vloot dan in het leger.

En dat zijn schrikbarende hoeveelheden in deze tijd van soja, quinoa en gojibessen, waarin we uitgaan van 2500 kcal gemiddeld voor een man.

Maar was het wel zo veel? Matrozen moesten twaalf uur per dag zwaar inspannend werk leveren, vaak onder barre weersomstandigheden. Soldaten moesten soms uren en uren marcheren en dan nog vechten, om vervolgens in de regen te moeten slapen.

Onderzoek heeft uitgewezen dat een soldaat onder standaardoefening ongeveer 4000 kcal nodig heeft. Vinden de oefeningen plaats in besneeuwde bergen of tropen dan loopt de behoefte op tot 4500 en 5000. Ook een zeeman op een vroeger zeilschip had al snel 5000 kcal nodig. Daarmee wordt ook meteen duidelijk dat wat de Engelse soldaat in de French and Indian War kreeg, wel genoeg was voor in garnizoen, maar niet te velde.

Maar als de rantsoenen kwamen, als het voedsel niet verrot was, dan hadden ze geen lege maag en waren ze vol genoeg, vooral als de mogelijkheid er was het voedsel in drie maaltijden te nuttigen. Maar helaas sloot de praktijk vaak niet aan bij de theorie.

Maar een volle maag vrijwaart een man niet van verhongeren. Want de rantsoenen hadden een schrikbarend tekort aan vitaminen en zelfs mineralen. Scheurbuik was dan ook een enorm probleem, dat pas met de ontdekking dat citroensap hielp, enigszins opgelost kon worden en pas helemaal verdween toen men ontdekte hoe men groente en fruit kon inblikken.

Hoewel dat laatste in het begin voor andere problemen zorgde, omdat men niet wist dat men kon sterven aan loodvergiftiging van het lood waarmee de blikken dicht gesoldeerd werden, zoals voorgekomen is op poolexpedities…

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back To Top