Twee = Eén
Voor ik mijn twee nieuwe boeken bekendmaak, wil ik even ingaan op een bericht dat eergisteren bekend werd. Ik doe altijd heel veel research voor mijn boeken om alle feiten correct te krijgen en natuurlijk gaat dat wel eens mis. En dit keer was dat buiten mijn schuld. Archeologen blijven nieuwe ontdekkingen doen en soms gooit dat alles wat we al dachten te weten overhoop.
Toen ik Berkenmeisje schreef, dacht ik, en met mij de hele wereld, dat de bewoners van Noordwest-Europa tijdens het Pleistoceen blank waren. Enkele jaren geleden kwam daar het verrassende bericht dat de Cheddar man, die in 1903 in Engeland werd gevonden en die zo’n tienduizend jaar geleden leefde, een donkere huid en blauwe ogen had. En nu weten we dat dit ook gold voor de bewoners van het huidige Frankrijk en Duitsland. Het zou nog een paar duizend jaar duren voor de meeste Noordwest-Europeanen blank waren.
Verdorie! Als ik dat eerder had geweten, had ik dat mee kunnen nemen in mijn boek en de mensen het juiste uiterlijk kunnen geven. Maar dit was voor de wetenschap ook een verrassing, dus zijn de personages in Berkenmeisje nog blank. Het zij zo. Er zullen nog wel meer ontdekkingen gedaan worden, waardoor meer fouten aan het licht komen.
En dan nu de boeken.
Vandaag staan er twee nieuwe boeken op mijn website, die ik in eigen beheer uitgeef. Maar eigenlijk is het maar één boek. Het was echter te dik geworden en ik moest het daarom in tweeën knippen. Omdat ze beiden echt één geheel vormen, heb ik er bij uitzondering voor gekozen de hoofdstukken door te nummeren, dus boek II begint bij hoofdstuk 75. Het was niet echt mogelijk de twee als aparte boeken te maken. Daarom hebben ze ook beide dezelfde titel, maar met een andere subtitel.
Nadat ik de Middeleeuwse serie over de ridder Gwide had afgesloten, wilde ik weer lekker schrijven. Ik dacht na welke periode in de geschiedenis ik dit keer zou gaan tackelen en besloot tot de Napoleontische Oorlogen.
Eens was dit een tijd die me helemaal niet boeide, maar daar is verandering in gekomen na de boekenserie van Bernard Cornwell over Richard Sharpe. Na een bezoek aan Waterloo werd die interesse nog groter en zo besloot ik anderhalf jaar geleden dat deze periode de setting voor mijn nieuwe boek zou worden.
Ik wilde echter wel iets anders dan wat Cornwell al gedaan had en dus besloot ik het te schrijven gezien vanuit een Frans hoofdpersonage, dus vanuit de kant van de (uiteindelijke) verliezer. Dat zou meer research met zich meebrengen, omdat ik meer op de hoogte was van de Engelse zijde, maar dat zou het voor mij juist interessant maken.
En interessant werd het! Natuurlijk kun je de Napoleontische Oorlogen niet los zien van wat er onmiddellijk aan vooraf ging, namelijk de Franse Revolutie. En ik dacht dat ik wist hoe gruwelijk die geweest was, maar ik wist niets, helemaal niets! Hoe meer ik erin dook, des te meer werd ik keer op keer geschokt door de barbaarsheid en het bloedvergieten, dat veel verder ging dan de duizenden die onder de guillotine gelegd werden.
Gevangenen, mannen, vrouwen en kinderen, werden door uitzinnige meutes de straat op gesleept en afgeslacht, waarna de hoofden op palen werden meegedragen. Arme, onschuldige burgers, wederom ook veel vrouwen en kinderen, werden aan elkaar vastgebonden, op boten gezet en toen verdronken. Processen duurden een paar minuten, zonder getuigen, waarbij de enige straf de doodstraf was. De lijst is eindeloos en te erg om te bevatten.
Dat stelde me voor de vraag of ik het verhaal van mijn hoofdpersonage alleen moest laten afspelen tijdens de Napoleontische Oorlogen of een deel daarvan, of al zou moeten laten beginnen bij die revolutie. Want wat hij in zijn jeugd tijdens de revolutie had meegemaakt of gezien, zou hem ongetwijfeld gevormd hebben.
Het probleem was dat er tussen de gebeurtenissen van die revolutie die van belang zijn en echt verteld moeten worden, zeker in het begin, in de aanloop, vele maanden en soms zelfs jaren zaten en dat mijn personage in het begin nog maar een klein kind zou zijn. Hoe vul je die jaren op zodanig dat het interessant blijft, als je daarna ook nog eens twintig jaar oorlog wilt tackelen?
Ik besloot uiteindelijk tot iets wat ik nog niet eerder had gedaan. Het verhaal begint bij Napoléon Bonapartes eerste veldtocht (1796), maar bepaalde gebeurtenissen in het chronologische verhaal triggeren bij de hoofdpersoon herinneringen aan de periode daarvoor, die dan in een apart hoofdstuk verteld worden als flashback. Die hoofdstukken zijn cursief gedrukt, heten niet ‘hoofdstuk’ maar ‘memorie’ en zijn chronologisch genummerd (met Romeinse cijfers), maar worden dus niet chronologisch verteld. Zo leer je beetje bij beetje de jeugd kennen van onze soldaat, passend bij gebeurtenissen uit het heden.
Het verhaal gaat over Olivier La Seur. Hij is geboren in Parijs als de zoon van een schoenmaker en heeft meerdere broers en zusters. De Revolutie verscheurt het gezin, aangezien een aantal kinderen fanatieke voorstanders zijn en de ouders niet. Olivier ziet het allemaal van nabij gebeuren en verliest één voor één zijn familieleden. Uiteindelijk dreigt ook hij onder de guillotine te komen en hij vlucht het leger in onder een valse naam, pas vijftien jaar oud.
Hij trekt van slagveld naar slagveld, van Oostenrijk naar Spanje, van Italië naar Nederland, van Rusland naar Waterloo. En al die tijd wil hij maar twee dingen: wraak nemen op de mannen die zijn familie de dood ingejaagd hebben, en als hij dan geen schoenmaker kan worden, carrière maken in het leger. Maar de droom om de oorlog ver achter zich te laten en vrede te vinden ergens ver weg van Parijs is nooit uit zijn achterhoofd.
Olivier is geen bigger than life personage. Hij is niet groot; integendeel, hij is relatief klein en tenger en dient daarom bij de voltigeurs. Hij is geen held; hij is wel dapper, maar niet bovenmatig heldhaftig. Hij heeft geen bijzondere talenten en hij is niet uitzonderlijk knap. Olivier is eigenlijk heel gewoontjes. Hij is heel anders dan de andere personages die ik tot nu toe bedacht heb. Maar dat maakte het voor mij wel weer leuk. Ik moest voortdurend oppassen dat ik hem geen al te grootse daden zou laten doen.
De kaften stelden me voor een probleem. Ik bezit geen voorwerpen uit die tijd die ik kon fotograferen op een esthetisch aantrekkelijke manier. Ik heb nog even gekeken of ik iets kon kopen, maar zag weinig dat geschikt was. Ik zag wel prachtige helmen, maar die lagen een beetje boven mijn prijsplafond. Daarom heb ik dit keer besloten schilderijen te kiezen die copyright-vrij zijn. Ik heb mijn familieleden laten kiezen welke ze het mooist vonden en daar zijn er twee uitgekomen: Bataille de Valmy van Horace Vernet voor het eerste boek en Bataille du Mans van Jean Sorieul voor het tweede boek. Beide zijn overigens door de uitgever wel gespiegeld, omdat dit beter uitkwam.
Deze boeken zullen niet in de bibliotheek komen, dus wie interesse heeft, kan mij contacteren voor een exemplaar.