Lange Gezichten en Lange Tanden
Wel, de titel is niet helemaal correct, want eigenlijk wil ik het hier hebben over lange schedels… en gevijlde tanden. Maar in eerste instantie lange schedels. En daarmee bedoel ik bewust gemanipuleerde schedels in een langgerekte vorm. De aanleiding is een intrigerende vondst van drie Vikingvrouwen met zo’n schedel. En hoewel mijn vorige blog nog geen twee weken oud is, wilde ik dit toch met jullie delen.
Op zich is dit gebruik niet vreemd. Wij kennen het (niet) meer, maar het was wijdverbreid over de wereld, vanaf het Neolithicum (en mogelijk zelfs daarvoor) tot nu.
Bekende voorbeelden van buiten Eurazië zijn de Maya, Inca, Chinook, Choctaw en Taino uit Amerika, verschillende stammen in de pre-koloniale Filippijnen, geïsoleerde gevallen in Tahiti, Samoa en Hawaii, en op Vanuatu (tot op heden) en de Bismarch-archipel in Papua-Nieuw-Guinea (tot de jaren 1930), de Mangbetu in Afrika (tot de jaren 1950). Maar de lijst is veel langer.
In Eurazië noemt Hippocrates in 400 v.C. al de zogenaamde Macrocephali, die wellicht ergens in de Kaukasus gezocht moeten worden. Via de Hunnen en Alanen kwam het in Oost-Europa terecht in de tijd van de Volksverhuizingen. In de jaren 300-600 zien we het bij de door de Hunnen geregeerde Gepiden, Ostrogoten, Herulen, Rugiërs en Bourgondiërs, later ook bij de Lombarden en Thuringers. In de 9e tot de 11e eeuw was het wijdverbreid in Polen (Wolin), Slowakije en vooral Bulgarije.
Tot n de 20e eeuw zien we gevallen in delen van West-Rusland, de Kaukasus, bij de Sami in Scandinavië en in de omgeving van Toulouse, hoewel het in dit laatste geval mogelijk onopzettelijk gebeurde.
Het gebruik wordt zowel bij jongens als meisjes uitgevoerd, maar in Europa voornamelijk bij meisjes.
Er worden vele redenen om dit te doen geopperd, van puur esthetisch tot de idee dat bepaalde gedachten zo beter vastgehouden kunnen worden, van status tot groepsidentificatie.
We mogen het niet verwarren met aangeboren schedelvervormingen, zoals we in Oud-Egypte wel zien, want de schedelvervormingen waarover ik het hier heb, werden bewust gedaan door al op heel jonge leeftijd (meestal vanaf de eerste maand na geboorte en dan gedurende een half jaar, maar in ieder geval onder de drie jaar oud) de schedel op of tussen plankjes te binden of strak in doeken te wikkelen. Zo konden platte en verlengde, ronde en conische vormen verkregen worden.
Dan nu terug naar de Vikingvrouwen.
Tot nu toe kenden we dit gebruik niet onder de Vikingen en ook nu moet het als een exotisch gebruik gezien worden, dat niet algemeen verspreid was en misschien op deze drie geïsoleerde gevallen na helemaal niet voorkwam.
Want tot op heden zijn er dus maar drie van zulke schedels opgegraven.
Ze zijn alle drie op Gotland gevonden, in Havor, Ire en Kvie, dus op drie verschillende begraafplaatsen. Ze zijn alle drie vrouwen uit de tweede helft van de 11e eeuw. Eén vrouw (Ire, graf 503) was tussen de 25 en 30, en één (uit graf 192 in Havor) tussen de 55 en 60. Van de derde vrouw hebben ze de leeftijd niet vast kunnen stellen. Zij lag in een graf van zes personen en haar schedelvervorming is erg mild.
De schedels zijn al een tijd terug al gevonden, de laatste in de jaren 1930, maar zijn nu met nieuwe technieken opnieuw onderzocht in de hoop meer te weten te komen over het hoe en waarom dit buitenlandse gebruik op Gotland terechtgekomen kan zijn.
De nieuwe studie is door Matthias Toplak en Lukas Kerk gepubliceerd in Current Swedish Archaeology. Het artikel heet Body Modifications on Viking Age Gotland: Filed Teeth and Artificially Modified Skulls as Embodiment of Social Identities. Je kunt het lezen onder https://publicera.kb.se/csa/article/view/10726. Ik heb het ook in pdf-formaat en kan het doorsturen als je dat wilt. Toplak is het hoofd van het Vikingmuseum in Hedeby en Kerk is een doctoraalstudent aan de Universiteit van Munster, waar hij zich toelegt op archeologische lichaamsmodificatie.
Dit nieuwe onderzoek heeft een verrassende uitkomst. De vrouwen waren niet alle drie van buitenlandse komaf, zoals te verwachten zou zijn! Op voorhand ging men ervan uit dat het vrouwen waren die in Bulgarije waren geboren en door huwelijk en handel in Scandinavië terechtgekomen waren.
Dat was namelijk ook het geval bij de negen (veertien als de vijf ‘tussenliggende’ gevallen meegerekend worden) van de veertig schedels uit de late 5e en vroege 6e eeuw in Beieren, die ook een verlengde vorm hadden. Deze vrouwen kwamen genetisch uit Zuidoost-Europa en dan specifiek uit Bulgarije en Roemenië. Er is een hypothese dat ze uit rijke geslachten kwamen en als bruid in verband met politieke allianties naar Duitsland kwamen, maar daar is niet iedereen het mee eens.
Hoe dan ook, deze verwachting kwam niet uit bij de drie schedels op Gotland. De oudere vrouw uit graf 192 was namelijk hoogstwaarschijnlijk Gotlands, de jongere vrouw Baltisch (mogelijk Litouws). Waarom werd bij een Gotlands meisje de schedel vervormd? Had ze wellicht buitenlandse ouders? Maar Gotland was een handelsknooppunt en zouden we dan niet meer van zulke gevallen moeten vinden?
En wat betekende dit voor de vrouwen? Ongetwijfeld zijn ze opgevallen en werden ze als apart of bijzonder beschouwd. Maar was dat negatief of positief? Dus werden ze gediscrimineerd of hadden ze een bijzondere positie?
De oudere vrouw, die dus Gotlandse roots had, was zeer rijk begraven, zelfs ‘overequipped’, dus dat duidt niet op een status als paria. Ze had zelfs vier dierenkopspelden, spelden die uniek en karakteristiek voor Gotland zijn. Slechts in twee andere graven is ook zo’n overdreven groot aantal gevonden. Opvallend genoeg is de eveneens typische Gotlandse doosspeld in geen van de drie graven aangetroffen.
In ieder geval toonde het de vrouwen als behorend tot een bijzondere groep, welke groep dan ook, ook al zullen de inwoners van Gotland de precieze duiding mogelijk niet begrepen hebben. Wat verder nog opvalt, is dat de drie vondsten qua periode heel dicht bij elkaar liggen.
De huidige meest voor de hand liggende interpretatie is dat ze buitenlandse vrouwen waren of in ieder geval in het buitenland geboren, tot dezelfde groep behoorden en naar Gotland gekomen zijn, mogelijk door een huwelijk, waar ze verder volledig leefden in de Gotlandse cultuur, aangezien ze in Gotlandse stijl en met Gotlandse juwelen begraven zijn, en dit gebruik blijkbaar niet doorgegeven hebben aan volgende generaties. Noch heeft het navolging gevonden bij de plaatselijke bevolking.
Dat ze op Gotland zijn gevonden, is niet zo heel verrassend. Het was, zoals gezegd, een belangrijk handelseiland, op het knooppunt tussen Scandinavië en Oost-Europa. Gotland was in wel meer opzichten een buitenbeentje. Zo weken de juwelen van de vrouwen daar qua vorm af en is het ook de belangrijkste vindplaats van mannenschedels met gevulde tanden uit die tijd.
In 1989 zijn die schedels van Vikingmannen met gevijlde tanden voor het eerst opgemerkt en tot op heden hebben we er ruim 130 gevonden, het overgrote merendeel daarvan op Gotland! Is er een overeenkomst tussen het voorkomen van twee unieke eigenschappen juist op dit eiland? In ieder geval behandelt het bovengenoemde wetenschappelijke artikel zowel de tanden als de schedels in één adem.
Het gaat hierbij niet om een lichaamsmodificatie die bij een zuigeling wordt toegepast, maar alle mannen waren minstens twintig en het valt dus aan te nemen dat ze het vrijwillig ondergaan hebben. Naar de reden laat zich gissen. Was het wellicht een initiatierite was, waarbij de jongeman moest bewijzen pijn te kunnen verdragen, een gebruik dat we wereldwijd terugzien, of de initiatie tot een bepaalde krijgergroep? Het ene sluit het andere natuurlijk niet uit. Of waren ze edelen? Of juist slaven? De oorspronkelijke interpretatie dat ze door slijtage bij bepaald handwerk ontstaan zijn, is al snel van de hand gewezen.
Hoe moeten we ons die groeven voorstellen? Ze zitten meestal in de bovenste snijtanden. Ze kunnen diep of ondiep zijn, meestal horizontaal, soms verticaal, meestal recht, maar ook wel halvemaanvormig. Ze zijn kundig aangebracht, waarschijnlijk door iemand anders.
Modificatie aan het gebit is ook een wijdverbreid etnologisch gebruik. Denk hierbij aan de Mentawai in Indonesië Maar voor Europa zijn de vondsten uniek en puur Scandinavisch uit de vroege middeleeuwen. Bovendien bestaat de modificatie van tanden in andere culturen meestal uit het vijlen of beitelen in punten, terwijl deze groeven uniek zijn in hun vorm.
De eerste grote studie naar dit fenomeen is gedaan door Caroline Arcini in 2005. Toen hadden we er nog maar een paar dozijn gevonden. Ze heeft er later een boek over geschreven: The Viking Age: A Time of Many Faces.
Overigens hebben de mannen breed moeten lachen om de groeven te laten zien en er wordt vermoed dat ze die gekleurd hebben, bijvoorbeeld met was of vet vermengd met houtskool, iets wat ze na elke eet- en drinkbeurt wel opnieuw moesten doen. Ze konden dit kenmerk dus vrij gemakkelijk verborgen houden.
Hierin zit wel een beetje een paradox. De vervorming van de schedel is onvrijwillig en kon niet verborgen worden, terwijl de groeven in de tanden vrijwillig waren en wel verborgen gehouden konden worden.
Maar Arcini denkt niet dat ze krijgers waren, noch elite dan wel slaven. Want slechts weinigen hadden wapens in hun graf of krijgsverwondingen. Hun lichamen komen overeen met die van de gemiddelde Viking, dus zowel kort als extreem lang. Ondanks dat enkelen ritueel gedood waren, worden deze tandengroeven niet gezien als het teken van slaven, omdat velen grafgoederen hadden.
Maar als ze dan geen krijger, edelman of slaaf waren, wat dan wel? Was het dan toch een algemene initiatierite voor jongemannen? Volgens Arcini wijst er niets op een overgangsritueel, omdat alle mannen boven de twintig waren. Natuurlijk kunnen ze ook op jongere leeftijd aangebracht zijn, maar je zou verwachten dat er dan ook vondsten van tieners op zouden duiken.
Het enige dat we zeker weten, is dat het ruim voor de dood is aangebracht, dus het heeft ook niets te maken met een begrafenisritueel. Een religieuze context wordt eveneens uitgesloten, omdat ze zowel in heidense als in christelijke samenhang gevonden zijn.
Zij vermoed dat het om een specifieke groep handelaren zou kunnen gaan, die over grote afstanden reisden. Zie het als een soort gilde-teken, een laissez-passer om vriendelijk ontvangen te worden en betere voorwaarden te krijgen, bescherming te genieten of van andere voordelen te profiteren. Er lijken wel verschillen te zijn tussen de verschillende regio’s, wat op verschillende kringen zou kunnen duiden binnen een grotere groep. En dan zou het niet zo verrassend zijn dat ze juist op Gotland gevonden zijn en dat het gebruik hier vandaan gekomen lijkt te zijn. Want Gotland was misschien wel de rijkste handelsplek van heel Scandinavië, als we de juwelen van de vrouwen als dusdanig mogen interpreteren.
Wat hier ook op zou wijzen, is dat in Kopparsvik alle lichamen met zulke tanden in een apart deel van het grafveld gevonden zijn, dat wordt geïnterpreteerd als een begraafplaats van buitenstaanders of buitenlanders, aangezien hier nauwelijks vrouwen begraven liggen.
In ieder geval zijn ze bijna allemaal op Gotland gevonden. Van de 135 of 136 schedels met gevijlde tanden die tot nu toe gevonden zijn, kwamen er maar 37 niet uit Gotland. In Denemarken zijn er 34 gevonden, in Rusland 2 en in Engeland 1 (in het beroemde massagraf van vermoedelijk krijgers). Het merendeel van de Gotlandse vondsten kwam uit Kopparsvik (46) en nog eens 13 uit Slite torg. Een andere tamelijke grote concentratie (8 of 9) is te vinden in Sigtuna. Het handelt hier voornamelijk om kustplaatsen en/of havens.
Tot nu toe zijn ze niet in Noorwegen gevonden, maar dat kan te maken hebben met de slechte preservatie van het bot aldaar. Verder mogen we ook niet uit het oog verliezen dat waar meer archeologische opgravingen en onderzoek worden gedaan, ook meer gevonden wordt. Dus bovenstaand beeld kan nog veranderen als er meer vondsten opduiken.
Ook stammen ze bijna allemaal uit de latere Vikingperiode, hoewel er ook twee vondsten zijn uit de vroege Vikingtijd, en juist die zijn niet in Gotland gevonden. Kwam het gebruik van elders en is het in Gotland tot bloei gekomen?
Arcini durft wel te concluderen dat het gebruik van gevijlde tanden op Gotland is ontstaan en uniek is voor dit eiland, en dat de overige vondsten ofwel Gotlandse mannen betreft die weggetrokken zijn, ofwel mannen die speciaal naar Gotland gingen om dit te laten doen dan wel dat Gotland een ontmoetings- of samenkomstplek was voor iets waarvoor die tanden stonden, wat dat dan ook was. De eerste analyse lijkt het meest voor de hand liggend, aangezien de meeste geanalyseerde mannen ook daadwerkelijk uit Gotland stamden.
Er is slechts één ander mogelijk verwant geval: een man uit Egypte uit de vroege 8e eeuw. Was dit toeval of duidt dit op contact? In ieder geval duiden die tanden op de uitdrukking van een identiteit, of status, net zoals die schedels, of zoals tatoeages.
Wie weet mag zeggen.
Ik had in mijn toekomstige roman die zich bij de Vikingen afspeelt en die ik dit of volgend jaar uit wil geven, de gevijlde tanden geïnterpreteerd als een teken van een krijgerelite, mogelijk zelfs berserkers. Maar dat blijk ik nu achteraf toch te moeten herschrijven, zeker omdat dit personage ook nog eens niet uit Gotland kwam. En die verlengde schedels dan? Hoe moet ik die zien?
Heeft iemand een interessante hypothese?