Amerikaanse Officieren in Engelse Dienst
Research, research, research… Soms doe ik weken onderzoek voor één pagina, omdat ik het historisch gezien allemaal zo correct mogelijk wil hebben. Soms kun je niet vinden wat je zoekt, soms is de informatie tegenstrijdig en soms kom ik ergens te laat achter, als het boek al gedrukt is. Daar baal ik dan enorm van.
In één van mijn boeken verkrijgt de hoofdpersoon, een Amerikaan van nationaliteit, een commissie als officier in het Engelse leger, eerst tijdens de Sikh-Oorlog en later tijdens de Krimoorlog. Maar zou het Engelse leger in die tijd een officier uit Amerika geaccepteerd hebben? Was het wettelijk wel mogelijk?
Natuurlijk dienden er buitenlanders in het leger, zoals de Hessische huurlingen en de Indische strijders, vaak in hun eigen eenheden. En het Engelse leger wilde Amerikaanse vrijwilligers in dienst nemen. Soldaten en matrozen werden geronseld en het zou heel geloofwaardig geweest zijn als Damien als soldaat in die oorlog gevochten had. Maar als officier? Ik ken de regels niet hieromtrent.
Voor de Sikh Oorlog was nog geen officiersexamen nodig, voor de Krimoorlog wel, want dat is door Wellington in 1850 geïntroduceerd. Dat zou echter niet een groot obstakel hebben moeten vormen, zeker niet gezien zijn vorige commissie.
Ik kon er maar heel moeilijk iets over vinden.
In een brief van Lord Folkestone uit 1812 blijkt dat er wel buitenlandse officieren dienden in het Engelse leger, maar blijkbaar was hier een speciaal koninklijk decreet voor nodig geweest en was het zelfs toen nog omstreden. Bovendien golden er duidelijke restricties.
Ik citeer: “De wet van de 36e van de Koning rechtvaardigde niet het inzetten van buitenlandse officieren, behalve als officieren van buitenlandse korpsen; en het liet hen niet toe in een rang boven die van [Engelse] officieren die in zo’n korps dienden. – De edele heer, om de eigenaardige jaloezie te tonen waarmee de introductie van buitenlandse officieren in onze dienst beschouwd werd, ging in op een geschiedenis van de voortgang van het 60e Regiment. Door de wet van de 29e van George II, werden buitenlandse officieren, die Protestant waren, in dat regiment toegelaten om te dienen, voor de bescherming van de staten Maryland en Pennsylvania. Dit, echter, […} was voor de bescherming van Amerika en niet van ons eigen land. […] en er werd uitdrukkelijk bij uitgehouden dat het korps onder commando zou staan van een onderdaan van natuurlijke [Engelse] geboorte. Door de wet van de 39e en de 40e van de Koning […] werd nog steeds verklaard, dat het regiment alleen in Amerika zou dienen.”
Voor datzelfde jaar vermeldt een bron dat er in het leger flink wat buitenlandse officieren waren, zoals in Dillon’s en de York Light Infantry. Een inventaris van dat jaar geeft 42 officieren van buitenlandse nationaliteit in regimenten die in het thuisland dienden, maar daarbij stond wel aangetekend dat het om gekleurde mannen ging die dienden als muzikant, terwijl bijna een derde van het totaal behoorde bij het 97th Regiment.
Een inventaris van 1815 geeft aan dat er 66 officieren van buitenlandse geboorte waren die in Britse regimenten dienden anders dan het hierboven al genoemde 60e (5 in de Royal York Rangers, 2 in de Royal West Indian Rangers, 55 in het 80th Foot en 173 in het 102nd of het oude New South Wales Corps). Ook bij de Light Dragoons zaten toen buitenlanders.
Dit was wel tijdens de Napoleontische Oorlogen, toen er grote behoefte was aan enorme aantallen soldaten (en officieren, die verhoudingsgewijs vaker sneuvelden), waaraan met uitsluitend Engels bloed nauwelijks te voldoen viel.
In hetzelfde boek las ik dat Groot-Brittannië een uitzondering vormde in Europa, omdat het buitenlandse soldaten niet toestond op de Britse Eilanden te dienen tijdens vredestijd. Maar in oorlogstijd werden er dikwijls troepen uit Duitse staten (Brunswijk, Hessen-Kassel) gehuurd. Maar dat waren geheel buitenlandse eenheden, waarvan zowel de soldaten als de officieren ingehuurd waren.
Verder heb ik nog kunnen vinden dat er vanaf 1855 geen enkele buitenlander meer in voortdurende dienst aan boord van Britse oorlogsschepen mocht dienen.
Het lijkt er dus op, dat het voor de Amerikaanse Damien Kingston onmogelijk was om een officiersrang in het Engelse leger in de 1840s en 1850s te bekleden. Ik heb daar dus in mijn enthousiasme een vrij grote historische fout gemaakt.
Ik ben er bij het schrijven voor het gemak van het verhaal maar vanuit gegaan dat de voorspraak van en dwang door een zo’n invloedrijk en machtig man als Wellington, eventueel samen met een zak geld en wat vervalste papieren, voldoende geweest zijn om het toch te bewerkstelligen. Het dient geen betoog dat dit hem niet hielp in acceptatie in een leger dat ook neerkeek op Engelse officieren die vanuit de rangen van de gewone man opgeklommen waren en geen ‘blauw bloed’ hadden, laat staan als ze ook nog dissidente buitenlanders waren (Amerikanen hadden zich ‘onrechtmatig’ via rebellie van het moederland vrijgemaakt).
Dus ja, soms blijven er historische incorrectheden in mijn verhalen zitten, hoe goed ik alles ook probeer te onderzoeken. Bovenstaande fout was te voorkomen geweest, maar ik heb er tijdens het schrijven gewoon geen seconde bij stilgestaan. Pas later begon ik te twijfelen en toen was het te laat. Maar als ik me aan bovenstaande gehouden had, was Damien dus nooit in die oorlogen beland en dat had een te grote impact gehad op de vorming van zijn karakter en ervaringen. Dan had ik Williamsburg Waltz nooit zo kunnen schrijven. Dus ik denk dat ik het mezelf maar vergeef.