skip to Main Content

Animo voor de Revolutie

Animo Voor De Revolutie

De USA zijn een patriottisch land. Volgens mij wordt nergens ter wereld zo hartstochtelijk met de vlag gezwaaid als in dat land. Dat patriottisme is al zo oud als de stichting van de staat, dat zijn onafhankelijkheid verkreeg door een op voorhand onwaarschijnlijke zege in een lange revolutie van de kolonie tegen het moederland. En in die strijd was patriottisme niet alleen een machtig wapen, maar cruciaal om genoeg manschappen op de been te krijgen.

Maar hoe groot was dat enthousiasme nu eigenlijk? Stond nu echt elke koloniaal in vuur en vlam voor de onafhankelijkheid? Wilde elke boer en elke advocaat, elke zeeman en elke winkelier te vuur en te zwaard zijn vrijheid verkrijgen? Ik ben er eens ingedoken, want dit soort vraagstukken boeien mij altijd bovenmatig.

Laten we allereerst eens kijken naar wie er nu precies ten strijde trokken. Er is een groot verschil tussen de strijdende partijen. Zo wordt er duidelijk onderscheidt gemaakt tussen reguliere of continentale soldaten en militie. Reguliere soldaten zijn mensen die voor een bepaalde tijd getekend hebben om voltijds in het beroepsleger te dienen en als zodanig betaald, uitgerust en getraind worden. Militie daarentegen, is een soort burgerwacht, die veel minder professioneel getraind is en die dikwijls zelf voor zijn uitrusting moet zorgen. Zij worden alleen opgeroepen bij acuut, lokaal gevaar en gaan daarna weer naar huis.

In het reguliere leger zaten voornamelijk echte patriotten en mensen die het zich konden veroorloven om een jaar of langer van huis te zijn, in het militieleger zat verplicht elke weerbare man, hoewel velen weigerden op te draven tijdens de Revolutie.

Maar hoeveel mensen namen nu daadwerkelijk de wapenen op? Hoe groot was de vechtbereidheid onder de bevolking? Welk percentage heeft de onafhankelijkheid vechtend verkregen?

Lange tijd ging het verhaal rond dat slechts 3% in de militie diende. Die mythe is ontstaan uit de bewering dat slechts 80.000 mensen in het Continentale Leger en de militie gedurende de oorlog dienden. Met een bevolking in 1780 van 2.780.369 (een berekende schatting naar een rekenmodel) komt je dus uit op 2,96%.

Tel daarbij op dat 25.000 soldaten sneuvelden en 25.000 gewond raakten, dan houd je 30.000 manschappen over aan het einde van de oorlog die gezond genoeg waren om te dienen. Er waren alleen al meer Hessische soldaten, nog afgezien van de Engelse soldaten, de loyalisten en de Indiaanse bondgenoten. Hoe kan het dan in hemelsnaam dat Engeland verloren heeft?

Volgens het artikel More Americans Fought in the American Revolution Than We Thought van John A. Tures komt het getal van 80.000 af van het aantal pensioenaanvragen en beloningslandaanvragen. En niet iedereen deed zo’n aanvraag! Historicus Ferling komt uit op een getal van 100.000 reguliere soldaten, dus zonder militie. Hij schat het aantal militie op 200.000.

Robertson komt met een ander rekensommetje. In 1774 richtte Connecticut twee regimenten op. De bevolking bestond toen uit 191.392 blanken, mannen, vrouwen en kinderen. Daarvan zat 26.260 in de militie, wat neerkomt op 13%. Als je natuurlijk meerekent dat vrouwen, ouden van dagen en kinderen niet vochten, dan is het percentage mannen dat in de militie diende, aanzienlijk hoger dan 3%.

Daarnaast beredeneert hij dat dit aantal van 26.260 man in de militie vermoedelijk te laag is en wel om drie redenen:

  • Omdat ze geen grenzen hadden die tegen de Indianen verdedigd moesten worden, was de maximumleeftijd voor de militie 45, tegenover 60 in andere staten.
  • Tijdens de revolutie steeg de maximumleeftijd naar 55 in Connecticut.
  • De staat breidde zijn aantal regimenten uit van 18 naar 28.

Dat geeft een schatting van 14.588 mannen (de regimentsgrootte in 1774 : 18 regimenten x 10 voor de nieuwe regimenten), wat neerkomt op 40.849 militiemannen in plaats van 26.260. Vermenigvuldig dat maal 13 staten (Connecticut was middelgroot qua bevolkingsaantallen toen) en je komt uit op 531.035 man militie. Het zou iets lager kunnen zijn, maar het aantal komt veel dichter bij het aantal van Allison noemt, namelijk 375.000 man die dienden.

En dat is bijna 15% van de gehele bevolking. Daar komt nog bij dat een aantal diende in de U.S.-vloot en staatvloten, de 2000 mariniers en de 55.000 man die op kaperschepen diende, en dan kom je uit op een aandeel van 15-25%. En dat op een gehele (blanke) bevolking, inclusief vrouwen, kinderen en ouden van dagen.

Daarnaast hoefde je natuurlijk niet een wapen op te nemen om een krijgsinspanning te leveren: boeren voedden de soldaten, vrouwen naaiden uniformen, er waren spionnen, voorraden moesten bijeengebracht worden en de kusten en grenzen bewaakt.

Denk daarbij dat 6% nu gezien wordt als een zeer aanzienlijk aantal van de bevolking voor welk land dan ook om in een oorlog deel te nemen. Dit leidt tot de conclusie dat de oorlog populair was en dat de vechtbereidheid groot was.

Tot nu toe spreken we steeds over de blanke deelname, maar in deze oorlog vochten veel zwarten mee, aan beide zijden, slaven zowel als vrijen. Beide zijden beloofden hun de vrijheid als ze de wapenen op zouden nemen.

Het percentage zwarte op blanke soldaten was verrassend hoog. We weten dat er zeker vijfduizend negers voor het Continentale leger vochten (op een totaal van negenduizend die in dienst waren in andere hoedanigheden). Op een totaal van zo’n driehonderdduizend is dat maar 1,7%.

Maar over het algemeen dienden de zwarten veel langer. Veel blanken dienden voor dertig of negentig dagen, verlieten het leger om thuis weer aan het werk te gaan, kwamen alleen opdraven als er acuut gevaar dreigde of dienden op een andere manier. Maar de zwarten, die vochten om vrij te blijven of vrij te worden en die vaak weinig tot niets hadden om op verlof naar terug te keren, tekenden meestal voor minstens drie jaar en dikwijls zelfs voor de duur van de oorlog. Gemiddeld diende een zwarte man vier en een half jaar, wat acht keer langer was dan de gemiddelde diensttijd van een blanke.

Dit leidde ertoe dat het aantal zwarte soldaten op blanke in een kamp of regiment vele malen hoger lag dan die 1,7%. In het winterkamp van Valley Forge in 1778 was het bijna 11%, hoewel bij sommige eenheden het aantal nog hoger lag. Zo was het in Muhlenbergs Virginia Brigade 26% en in Pattersons Massachusetts Brigade 34%. Na terugkeer in de lente van de zogenaamde mooi-weer-soldaten, was het percentage altijd nog 6%. Hoe harder de omstandigheden, hoe hoger het percentage.

Ze hadden recht op dezelfde premie en soldij als de blanke soldaat en er was geen segregatie. Ze dienden dus door elkaar, schouder aan schouder, met de blanken. Ze werden alleen geen officier.

Dat zwarten konden dienen, was in het begin helemaal niet zo vanzelfsprekend. In het begin van de oorlog was letterlijk iedere generaal en elke staat er fel op tegen, of het nu om vrije zwarten ging, die vaak al gediend hadden in de militie, of slaven, of ze nu al goed gevochten hadden tijdens Bunker Hill, Lexington en Concord of niet.

Maar al snel begonnen de meningen om te slaan. Het bleek dat de zwarten die toch in het leger zaten, hard werkten, goed vochten en loyaal waren. Ze tekenden voor lange perioden. De staten hadden de grootste moeite om genoeg blanke rekruten te vinden. Vrije negers die al in de militie gezeten hadden, morden dat ze nu niet mochten dienen. Het Engelse leger lonkte en er was angst dat ze naar de vijand over zouden lopen.

En zo werd er eind 1775 besloten dat vrije zwarten die in het leger in Cambridge gediend hadden, toch gerekruteerd mochten worden.

Steeds meer mensen waren daarna voor, sommigen ook uit ideologisch standpunt. Vochten ze immers niet voor vrijheid? Zei de onafhankelijkheidsverklaring niet dat iedereen gelijk en vrij was? Dan gold dat toch zeker ook voor de slaven? En beetje bij beetje werden de regels steeds meer versoepeld of keken rekruteringsambtenaren niet zo nauw.

In 1777 werd er in Virginia een wet aangenomen dat vrije zwarten mochten dienen. In Rhode Island werd een heel zwart regiment opgericht en wie in dienst ging, werd niet pas na de oorlog vrij, maar meteen, terwijl de eigenaar gecompenseerd werd met de dienstpremie. In 1780 bepaalde Maryland dat voor elke 16.000 pond eigendom je één rekruut moest leveren, maar dat dit ook een vrije zwarte man of een slaaf mocht zijn.

In de noordelijke staten namen vrij veel negers dienst, maar in het zuiden bleef de weerstand en het vooroordeel van planters onoverkomelijk. Virginia, als slavenstaat, was een buitenbeentje, want hier namen ook heel veel zwarten dienst, meer dan welke andere staat ook.

Daarnaast konden slaveneigenaren een slaaf sturen als substituut voor zichzelf in ruil voor vrijheid. Het is nodeloos te zeggen dat sommige meesters, vooral in Virginia, zich niet aan hun belofte hielden. En ook niet alle zwarten die hun tijd in het leger uitgediend hadden, kregen de beloofde vrijheid.

En na de oorlog mochten ze niet in het leger blijven. Die optie was er niet, ook al bleven ze soms wel in de militie, zoals in North Carolina, waar dit tot de 1830s toegestaan was.

De Engelsen beloofden al vroeg in de oorlog elke slaaf die wegliep en de Engelsen wilden dienen, de vrijheid. Niet allemaal kregen ze een wapen in de hand gedrukt. Velen waren pioniers en moesten graven, sjouwen, wagens mennen en ander hand- en spanwerk leveren. Maar op deze manier verloor alleen South Carolina in de oorlog al vijfentwintig duizend negers, wat één vijfde van de zwarte bevolking was. Georgia verloor zelfs driekwart. Ongeveer twintigduizend zwarten waren in Engelse dienst.

Na de oorlog probeerden de Engelsen zich aan hun woord te houden, maar in de chaotische evacuatie van loyalisten ging dat dikwijls mis. Velen van deze loyalisten wilden hun slaven niet kwijt. En wie zijn eigen slaaf in het leger niet meer vinden kon, nam soms genoegen met de eerste de beste andere, zelfs als die al voor de oorlog vrij geweest was.

Wie zijn vrijheid wel kreeg, ging ook niet altijd een fijn lot tegemoet. Velen vervielen toch weer gedwongen tot slavernij. Zij die door de Engelsen naar Nova Scotia gebracht waren, hadden te lijden onder het barre klimaat en discriminatie. De zwarten die meegenomen waren naar Londen, hadden moeite om werk te vinden. Zowel de Engelsen als de loyalisten zagen hen toch voornamelijk als oorlogsbuit.

Uiteindelijk hebben medelijdende blanken Freetown in Sierra Leone gesticht waar vrijgelaten slaven naartoe konden. Maar of dat nu de vrijheid was die ze zochten en waarop ze gehoopt hadden, valt te bezien.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back To Top