Een Sisyfusarbeid
2020 was een bizar jaar. Voor iedereen, denk ik. Er is voor mij persoonlijk zelden zo weinig en tegelijkertijd zoveel gebeurd. En wat er niet gebeurde, waren de leuke dingen, en wat er wel gebeurde, waren de trieste of zware dingen. Maar ook dat zal voor veel mensen gelden.
Als men me vraagt “Wat deed jij tijdens corona?” dan kan ik zeggen: niet veel. Veel thuiszitten. We moesten thuiswerken, maar mijn werk staat dat niet toe. En dus gaf mijn werkgever mij en mijn directe collega de kans om beurten te werken, zodat we niet tegelijkertijd op onze kamer zouden zijn. Dat betekende enerzijds dat we het werk dat nu door twee mensen gedaan werd, steeds in ons eentje moesten doen, maar tegelijkertijd betekende het ook dat ik de helft van de tijd thuis zat.
Het was een soort vakantie, maar toch ook weer niet, want je kon niet echt iets met je vakantie doen, nietwaar? Dus wat doe je dan? Zoals zovelen ben ik begonnen met de klusjes in huis die al zo lang lagen, zoals het opnieuw indelen en uitmesten van de kasten. Maar op een gegeven moment is dat ook gedaan, dus wat dan?
Nu was er iets wat ik al heel lang wilde, maar dat was zo’n sisyfusarbeid en ook zo complex, dat ik daar heel veel tijd voor nodig had en ook tamelijk snel achter elkaar af zou moeten werken, zonder grote perioden ertussen. Dus dit was mijn kans. Als 2020 dan toch verloren zou gaan, dan zou ik er nog iets zinvols mee doen.
Want wat was het geval? Mijn serieuze stappen op het gebied van het schrijven van romans begon ergens in 1986, denk ik. Ik was bijna of net klaar met mijn studie, ik had D&D ontdekt, wat mijn fantasie prikkelde, en ik begon de verhalen die ik als Dungeon Master bedacht voor de spelletjesavonden, uit te werken tot heuse romans.
Dat werk heette Salham, naar het fictieve land waarin het zich afspeelde. En het werd een steeds lijviger werk, met heel veel intriges die in elkaar grepen, met talloze subplots en met een toch wel wat bizarre mengeling van ’tijden’. Zo leken de culturen van de kustgouwen wel wat op de 17e en 18e eeuw, terwijl de samenleving van de ‘binnengouwen’ meer Middeleeuws van karakter was.
Op een gegeven moment werd het werk te lijvig en sommige subplots werden steeds belangrijker. En dat was het moment dat ik besloot om die uit het verhaal te trekken en zelfstandig tot eigen romans te maken. Dat was ook het moment waarop ik besloot ze te veranderen van fantasy in historische romans.
Allereerst haalde ik de piratenverhalen eruit. Die werden uiteindelijk de Port Royal Serie over Rochette. Daarna haalde ik de verhalen over Steinburg eruit, waarvan nu net het eerste deel van de trilogie is uitgegeven. Ook de subplot over het land Ghaxurzh kwam op zichzelf te staan en het deel dat zwaar door de Vikingen geïnspireerd was. Deze twee romans hoop ik ook ooit nog uit te geven.
Wat overbleef, was een ruïne: een nog steeds zeer lijvig verhaal met nog steeds een boeiend hoofdplot met een spannende intrige, maar zo mishandeld en gehandicapt, dat het deerlijk beschadigd was. En zo vatte ik het plan op het te herschrijven en te herstellen.
Ik wist dat het moeilijk zou worden. Als je er zoveel subplots uithaalt, die wel voortdurend grijpen in de hoofdplot en welks intriges en personages verweven zijn met die van de rode draad in het verhaal, dan loopt het verhaal mank. Oorzaken voor bepaalde gebeurtenissen waren ineens verdwenen, of juist de gevolgen. Personages waren verdwenen, hele oorlogen waren in rook opgegaan.
Het zou een enorme klus worden om die gaten te herstellen en ik wist dat ik dit in een relatief kort tijdsbestek moest doen. Als ik te veel tijd zou laten tussen de perioden van herschrijven, zou ik vergeten zijn wat ik aangepast had en de draad kwijt zijn.
Van het begin van de lockdown tot het eind van de zomer heb ik er keihard aan gewerkt en nu is het klaar. Mijn ‘eerste baby’, het eerst ‘schrijf-ei’ dat ik gelegd heb, is ontdaan van alle ballast en hersteld tot een goedlopend fantasy verhaal. Het is niet het beste wat ik ooit geschreven heb, want het waren mijn eerste vingeroefeningen, maar het heeft een warm plekje in mijn hart.
Ik zal het niet uitgeven. Daarvoor zou ik er nog meer aan moeten sleutelen en dat wil ik eigenlijk niet. Ik wil het puur laten, zoals het eens geschreven en bedoeld is, ook als dit betekent dat er af en toe wat aan mankeert. Ik zal de vier dikke romans te zijner tijd keurig laten drukken voor mezelf, zodat ze bij hun broertjes en zusjes in de kast kunnen staan en vrienden en familie mogen ze best lezen, maar uitgeven zal ik ze niet. Ze hoeven niet zo nodig in de bibliotheek te komen.
Het maken van de vier kaften was ook erg leuk. Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in heraldiek en voor elke gouw, elk land en elke factie had ik een wapenschild ontworpen. Eens was het bij grove schetsen en beschrijvingen gebleven, maar inmiddels zijn er goede, gratis online programma’s om zulke schilden ook daadwerkelijk vorm te geven. En zo ontwierp ik 52 wapenschilden en maakte er vier kaften van, met een groot schild in het midden voor de vier belangrijkste gouwen in het verhaal, met twaalf kleinere eromheen.
Ik had immers ineens tijd over om hier uren aan weg te gooien…
Ik stipte hierboven al even aan dat de eerste roman van een nieuwe trilogie, De Steinburg Mysteriën, vandaag in de (online) winkel ligt. Ook dit verhaal stamt oorspronkelijk uit Salham. Maar in de afgelopen jaren heb ik eraan geschaafd en het van alle fantasy elementen ontdaan, zodat het een historisch correcte roman was die zich afspeelt in de tweede helft van de 13e eeuw.
In een eerdere blog heb ik het al aangekondigd, grofweg vermeld waar het over ging en aangegeven waarom juist deze periode in de Middeleeuwen zo interessant is. Dat zal ik dus niet herhalen. Het heeft wat langer op zich laten wachten dan ik had gehoopt, maar hier is hij dan eindelijk. De laatste puntjes op de i heb ik er in de ‘corona-maanden’ op gezet.
De foto voor de kaft is geschoten door Kees Nieuwenhuijsen. Op een zonnige dag vorig jaar in Archeon hebben we samen tientallen foto’s genomen van voorwerpen in verschillende composities uit de 13e eeuw. Ik had hem gevraagd me te helpen, omdat hij de juiste replica’s bezit en ik niet. Voor de eerste kaft van de trilogie is gekozen voor een pothelm op een maliënkolder. De speerkop is helaas in de uiteindelijke lay-out buiten de marges gevallen, maar hoewel ik dat jammer vind, denk ik wel dat de uitgever de goede beslissing genomen heeft door meer in te zoomen.
De afbeelding die de uitgever voor de achterkant van het boek heeft gekozen, vind ik prachtig, al zou die de lezer wellicht wat op het verkeerde been kunnen zetten. Er wordt in dit boek veel minder strijd geleverd dan jullie van me gewend zijn, aangezien de focus ligt op de oplossing van een moordmysterie. Maar dit is een trilogie en uiteindelijk zullen ook de ridders van Steinburg hun wapens uit het vet moeten halen. Oude liefde roest niet, immers.
Dus ik sluit dit trieste jaar af met de blijdschap over de aanvang van een nieuwe reeks, een nieuwe periode in de geschiedenis, een nieuwe hoofdpersoon en een nieuw plot. Ik hoop van jullie te horen hoe de nieuw ingeslagen weg bevalt!
Maar ondanks alles was 2020 een kakjaar. Vandaar de afbeelding boven deze bitterzoete blog.