Vikingen
Op dit moment ben ik een roman aan het schrijven over Vikingen. Wel, het is eigenlijk al af, maar ik durf het nog niet aan de uitgever aan te bieden. Ik wil er nog wat aan herschrijven en het nog aan iemand eerst laten lezen. Maar dat terzijde.
Ik wist door mijn hobby natuurlijk al vrij veel over deze tijd, maar voor dit boek heb ik toch weer veel research moeten doen. Het nadeel is dat veel uit die tijd onbekend of onzeker is en dan stuit je al snel op problemen en hiaten die zo goed mogelijk opgevuld moeten worden. Het bronmateriaal is immers niet volledig, aan veranderlijke interpretatie onderhevig en ook vaak onduidelijk.
Denk aan kronieken uit die tijd. Die waren vaak niet erg gedetailleerd. “En die zomer kwamen de Vikingen en plunderden vele plaatsen aan de kust” zegt niet zo veel over welke plaatsen, de precieze datum en wat er zich precies afgespeeld heeft.
Ik heb oneindig veel over deze tijd gelezen, veel research gedaan en ik re-enact de vroege middeleeuwen al ruim vijfentwintig jaar. En waar ik steeds op stuit, vooral in oudere werken en bij ouder publiek, is het bijna onuitroeibare beeld van de barbaarse, wilde, bloeddorstige víking. Daar moeten we echt eens vanaf.
Ja, de Vikingen plunderden – als ze de kans kregen. En die kans kregen ze ruimschoots! Ze plunderden – net als alle andere volkeren. Alleen waren zij net wat effectiever. En ja, dat zal echt niet zachtzinnig gegaan zijn. Dus dat ze plunderden, staat buiten kijf. Maar dat ze veel wreder en barbaarser afgeschilderd worden dan de werkelijkheid, is eveneens een feit. Ik wil de Vikingen niet schoonpraten, maar verzet me wel tegen het beeld dat ze ‘erger’ waren dan de andere volkeren uit die tijd.
Zo wordt in de Annalen van St. Bertin gezegd dat de Vikingen plunderden, maar het woord verkrachting wordt niet één keer genoemd. En dat terwijl er wel twee keer vermeld wordt dat de krijgers van de christelijke Karolingische koningen verkrachtten – en één keer ging het zelfs om een non. Er zijn ook verhalen bekend van hooggeplaatste Frankische vrouwen die hun toevlucht bij de Vikingen zochten uit vrees door hun echtgenoten vermoord te worden.
Betekent dit dat ze niet verkrachtten? Nee, natuurlijk niet. Maar het betekent wel dat er weinig verschil was tussen een heidense Viking en een christelijke soldaat tijdens oorlogsvoering.
Noormannen en Denen plunderden dus, maar het overgrote merendeel van de Scandinavische bevolking was vreedzame boer, extreem bedreven handwerksman en gewiekste handelaar. Het niveau dat handwerkslieden bereikten, was bijna ongeëvenaard, hun cultuur was rijk en zeker niet barbaars en ze hadden zeer humane wetten voor die tijd.
Ook de positie van de vrouw was bij hen veel beter dan bij de hen omringende volkeren (afgezien van misschien de Balten). Vergeet het beeld van de Viking met hoorns op zijn helm, een wolfspels om zijn schouder, schapenvachten om zijn benen gewikkeld en een reuzenzwaard op zijn rug, die dineert als een hongerige dinosaurus, waarbij mede en vleessappen over zijn baard druipen, en die zijn tijd vult met moorden en verkrachten.
Laten we niet vergeten dat de Viking persoonlijke hygiëne serieus nam en dat hij vaker baadde en zijn kleren verschoonde dan de vele andere volkeren, zoals overgeleverd uit geschreven bronnen en in vondsten van manicuresets, kammen en dergelijke.
En evenmin was het zo dat de Noormannen alleen oorlogszuchtig waren en dat de rest van Europa uitsluitend uit lieve, vredelievende mensen bestond. Overal vochten ze elkaar de tent uit. In Spanje was al sinds 711 de Reconquista aan de gang tussen de oorspronkelijke (Visigotische) bevolking en de Arabieren. In het Byzantijnse rijk braken om de haverklap binnenlandse opstanden en buitenlandse oorlogen uit. In het Frankische rijk was al jaren een bloedige broedertwist tussen verschillende koningen aan de gang (waardoor de Vikingen niets in de weg gelegd werd), vanaf 862 begonnen de Magyar-invasies in heel Europa. De Angelsaksen vochten voortdurend tegen hun buren uit Wales, de Saracenen plunderden Rome.
Ik wil hier even het verschil uitleggen tussen de verschillende termen die rondgaan wanneer er over dit volk gesproken wordt. Een Noorman komt uit Noorwegen, een Deen uit Denemarken. Ze hadden dezelfde cultuur en spraken zeer verwante dialecten. Een Viking is dat deel van de Noormannen en Denen dat op plundertocht ging.
Maar waar ben ik tijdens mijn onderzoek nu op gestuit? En welke zijn mijn uiteindelijke interpretaties?
Als we beginnen met waarvan we een deel weten of waarvoor enig bewijs is, maar geen zekerheid, kan ik de zonnestenen en het magnetisch kompas noemen. Voor beide is marginaal bewijs. Voor de befaamde zonnesteen is wel wat bewijs, maar het kristal kwam uit IJsland, dat toen al wel twee keer bij toeval aangetroffen was, maar wat nog niet veelvuldig bezocht werd. De zeilsteen bestond al wel in 1213, maar de Vikingen hadden hem misschien ook al. Maar bewijsbaar is dat vooralsnog niet.
Vikingen hadden tolken nodig voor niet-Germaanse talen, maar konden verwante Germaanse talen vaak wel enigszins volgen. Toch verstonden ze de Franken niet. Hoe kan dat nu? Die spraken toch ook een Germaanse taal?
De nadruk moet hier liggen op spraken. Ergens in de zevende eeuw is het Frankisch uitgestorven. In Duitsland werd het vervangen door Oudhoogduits (in het noorden) en Allemannisch (in het zuiden), wat ook Germaanse talen zijn, terwijl het in Frankrijk (behalve in het uiterste noorden, dus het huidige zuidelijke deel van Nederland, België en Noord-Frankrijk) plaats moest maken voor het Oud-Frans. En dat was een Romaanse taal, die voortgekomen was uit het Latijn! Overigens was het Germaanse Gotisch, dat onder andere door de Visigoten in Spanje gesproken werd, toen ook al uitgestorven.
Er zijn enkele schedels gevonden van Noormannen die in hun voortanden horizontale groeven gevijld hadden. Wat hiervan de betekenis was, weten we niet, maar ik heb het hier geïnterpreteerd als een teken van de berserker.
Evenmin weten we zeker of Vikingen tatoeages hadden. Ibn Fadlan beschrijft Rusvik (Vikingen uit Rusland) die ze wel zouden hebben, maar we weten niet of dit alleen de mannen of ook de vrouwen waren, of elke man getatoeëerd werd of dat het te maken had met sociale status. We weten dat ze blauw waren en ze worden beschreven als ‘van hals tot vingertoppen’ (wat niet wil zeggen dat ze niet ook elders op het lijf zaten) en als ‘bomen’ en ‘symbolen’, dus waarschijnlijk vergelijkbaar met het knoopwerk van hun andere kunst. Maar we hebben dus nauwelijks enig ander bewijs.
Verder is ook het gebruik van make-up omstreden. Het wordt hier en daar genoemd, voor mannen en vrouwen, met als doel zich mooier te maken. Mogelijk betrof het hier een soort kohl dat rond de ogen aangebracht werd.
Bijna onuitroeibaar is het beeld van de Viking met de lange, weelderige haardos. Nu is het inderdaad zo dat slaven zeer kort geknipt haar hadden en dat een vrije man dat dus altijd zou vermijden. Maar als we naar de bronnen kijken, krijgen we niet zo’n eenduidig beeld. We zien houtsnijwerk van mannen met zowel kort als lang haar. Waren die mannen met kort haar slaven? Dat lijkt vaak niet het geval.
En geschreven bronnen spreken van een haardracht waarbij de achterkant en misschien ook de zijkant zeer kort waren en de bovenkant lang, zodat het blijkbaar voor de ogen hing, zeg maar een soort omgekeerd matje. Was dit een latere mode, die we in enigszins vergelijkbare vorm terugzien bij de Normandiërs ten tijde van de invasie van Engeland? Dat zou niet vreemd zijn, aangezien zij afstamden van de Noormannen. Of was dit een dracht speciaal voor krijgers? We weten het eenvoudig niet.
Ook het bestaan van vrouwelijke krijgers is hoogst omstreden. Graven die dit zouden bewijzen, zijn hoogstwaarschijnlijk verkeerd geïnterpre-teerd. De termen fuðflogi (kutgevlucht) en flannfluga (piemelgevlucht) waren negatief en werden niet alleen gebruikt voor een verloofde die de ander voor het altaar liet staan, maar ook voor een man of vrouw die weigerde te trouwen. Dat kon uitwerping uit de maatschappij betekenen. Het is maar de vraag of een krijgsvrouw zich kon permitteren om niet te trouwen en geen kinderen te krijgen, of er voor haar uitzonderingen werden gemaakt.
Natuurlijk waren er valkyrjar (walkuren), maar dat waren een soort godinnen. Dat wil niet zeggen dat wat een godin mag, een sterfelijke vrouw ook mocht. Als er al vrouwelijke krijgers waren, dan was het zeer zeker geen gemeengoed.
In mijn verhaal gaan er vrouwen (slavinnen) mee op krijgstocht om in de vele maanden dat ze van huis weg waren voor de krijgers te zorgen. Ik weet niet of dit ook gebeurde, maar het lijkt waarschijnlijk, althans op de lange tochten. Ongetwijfeld waren de mannen heel goed in staat om voor zichzelf te zorgen, zoals elke soldaat, maar zoals ook elke soldaat heeft hij graag vrouwelijke zorgen om zich heen. Natuurlijk maakten ze plaatselijke slavinnen buit, maar in hoeverre je die vrij rond liet lopen en kon vertrouwen, is maar de vraag. Dus mijn persoonlijke mening is dat één of twee vrouwen per schip geen onwaarschijnlijkheid was.
Ook is er nog steeds een hevig debat gaande of schilden nu wel of niet aan de zijkant van het schip hingen. Op eigentijdse afbeeldingen zie je ze soms wel en soms niet. Het kan een artistieke uiting zijn, het kan zijn dat de afbeelding eigenlijk krijgers met hun schilden laat zien, dus met de schilden in de hand áchter de verschansing.
Het lijkt me onwaarschijnlijk om de schilden steeds buiten te hangen. Ze worden voortdurend nat met zout water, de lijm kan oplossen, de schildknop doen roesten, het hout door het gebeuk van de golven wellicht beschadigen of door het vocht kromtrekken. Maar omdat het zo’n iconisch beeld is en het ook niet te bewijzen valt dat het niet gebeurde, ben ik tot de oplossing gekomen om ze alleen buitenboord op te hangen als er een aanval met pijlen te verwachten viel.
En dan de beruchte drakenkoppen op de schepen. De sagen en skaldengedichten noemen veelvuldig dierenkoppen op de boeg en een drakar (Oudnoors dreki) heet natuurlijk niet voor niets zo, maar tot op heden is er nog niet één teruggevonden. Er zijn wel ‘palen’ met uitgesneden dierenkoppen gevonden, die mogelijk gebruikt werden bij ceremoniën (of wellicht ook niet), maar een echte drakenboeg moet nog uit de grond komen. De teruggevonden boegen waren gekruld of recht.
Evenmin hebben we ook maar het geringste bewijs van hoe de muziek van de Vikingen klonk. Er zijn geen melodieën overgeleverd. Al wat we hebben, zijn de door archeologen teruggevonden instrumenten. Heel populair nu, vooral onder invloed van bands zoals Wardruna, Skvalthr en Heilung, is dat Vikingen boventoonzingen gebruikten, abusievelijk ook wel keelzingen genoemd (keelzingen is net iets anders, hoewel verwant). Het is mogelijk, maar er is geen enkel bewijs voor. De Sami (Lappen) kennen het echter wel, dus de Noormannen zullen er wel mee bekend geweest zijn.
In de literatuur wordt gewag gemaakt van drie vormen van gruwelijke marteling annex executie. Maar ja, wederom hebben we hier misschien te maken met iets wat alleen in de literatuur bestaat. Onze fantasy novels beschrijven ook geen realiteit. De enige manier voor ons om ze aan de waarheid te toetsen, is door er medisch naar te kijken.
De vorm van ‘opgehangen vlees’, waarbij iemand werd opgehangen aan touwen die door zijn hielen geregen waren, zou technisch kunnen. Geslachte dieren werden zo ook opgehangen om te besterven. Of het op grote schaal gebeurde, weten we natuurlijk niet.
Twijfelachtiger is de ‘fatale wandeling’. Hierbij worden de darmen uit de buik van het nog levende slachtoffer gehaald, aan een boom vastgemaakt, waarna de man rondjes om de boom moet lopen en zo zijn darmen moet ‘afwikkelen’ tot hij sterft. Dit lijkt medisch onmogelijk en dus een literaire fabricage. Volgens trauma-artsen kan iemand met zijn darmen uit een buikwond hangend nog best even (pijnlijk) leven, maar niet rondlopen, laat staan zich daartoe laten dwingen.
Datzelfde geldt voor de ‘bloedarend’, een geliefd onderwerp. Het wordt meermaals genoemd en het is dus zeer goed mogelijk dat het inderdaad een bekende manier van ritueel executeren was, maar het is, wederom volgens trauma-artsen, volledig onmogelijk dat de ‘patiënt’ nog leefde, nadat de ribben van de ruggengraat gehakt waren, als vleugels open gespreid en de nog ademende longen uit de thorax gehaald en op de ribben gelegd. Volgens die artsen zou het slachtoffer gestorven zijn tijdens het doorhakken van de ribben. Wederom lijken we hier dus te maken hebben met een literaire ‘verfraaiing’.
Logischer lijkt dat het bleef bij het kerven van een arend op de rug, wat al pijnlijk en ellendig genoeg is, en dat alles wat daarna eventueel kwam, het vernederen en mutileren van het lijk was. Zo heb ik het dus ook in het boek gebruikt.
Hoe ontstaan zulke verhalen dan? Veel ‘feiten’ die we over de Vikingen denken te weten en die zich geworteld hebben in ons collectief geheugen, zijn gebaseerd op vertaal- en interpretatiefouten van Oud-Noorse poëzie. Zo wordt in Krákumál gesproken van een Viking die bier drinkt uit ‘gebogen bomen van de schedel’ (bjúgviði hausa). Dat is een kenning voor koeienhoorns. Maar toen het gedicht voor het eerst vertaald werd in de 17e eeuw, werd het vertaald als ‘schedels van gesneuvelde krijgers’, aangezien krijgers in kennings ook dikwijls ‘strijdbomen’ genoemd werden. En zo kregen Vikingen de reputatie dat ze bier dronken uit de schedels van hun gedode vijanden, wat niet zo is.
En zo is het dus waarschijnlijk ook gegaan met de beruchte bloedarend. In Ragnars saga loðbrókar staat een moeilijk te beschrijven zinssnede in een vreemde woordvolgorde, die waarschijnlijk betekent ‘Ivar liet Ælles rug snijden door een arend’. Dit is een poëtische manier om te zeggen ‘Ivar doodde Ælle en liet arenden zijn lichaam stukscheuren’. Dat is een gewoon beeld in Oud-Noorse (en ook Oud-Engelse) poëzie: als je sneuvelt, ben je voedsel voor de raven, wolven of arenden, de aaseters die op elk slagveld afkomen. Maar door een vertaalfout kwam de mythe in omloop dat iemand het beeld van een arend in zijn rug gesneden had, wat weer veranderde in de bloedarend. Mogelijk zijn zelfs andere verwijzingen naar de bloedarend in sagen het gevolg van middeleeuwse schrijvers die oude gedichten verkeerd lazen. Toch heb ik de interpretatie van het snijden van een arend wel overgenomen.
In het kader van marteling is ook de term klámhǫgg onzeker. Het woord betekent schandeslag of -stoot en hoogstwaarschijnlijk betrof het hier verkrachting van overwonnen, mannelijke vijanden als rituele vernedering. Dit is geen onbekend verschijnsel, dus het zou zomaar kunnen dat dit de juiste interpretatie van het woord is.
Veel is ook onzeker over verschillende ceremoniën. Er wordt af en toe iets over gezegd in sagen, maar niets concreets, zodat een auteur alleen maar naar eigen inzicht kan invullen. Dit gaat op voor de seances van de vǫlvur, de jaarlijkse blót, huwelijken etc.
Een blót was een offer, oorspronkelijk een bloedoffer. Er waren heel veel verschillende blót gedurende het jaar, zoals het alfablót voor de voorouders en het dísablót voor de geesten aan het begin van de winter, het vetrnáttablót, jólblót en sonarblót tijdens de winter, het enigmatische vǫlsiblót na de herfstslacht, waarbij blijkbaar een hengstenpenis aanbeden werd, en het tjǫsnublót tijdens een godsgericht (holmgangr).
Het is wel duidelijk dat vrouwen een rol speelden, maar we weten niet in hoeverre of in welke hoedanigheid. Vermoedelijk was die rol niet gering en dronken ze ook mee. Daar zijn veel aanwijzingen voor. Slaven zullen wel uitgesloten geweest zijn, hoewel dat ook niet zeker is.
Alle volkeren hadden toen slaven, dus ook de Noormannen, en hoewel hun positie niet te benijden viel, hadden ze zeker rechten en konden ze zichzelf ook vrijkopen. Dus wellicht dat ze bij bepaalde grote feesten ook betrokken werden, maar dat blijft gissen.
Omstreden is ook het wel of niet bestaan van mensenoffers. Daarbij moet verschil gemaakt worden tussen mensen die samen met dieren geofferd werden om op grote (niet jaarlijkse) feesten de goden gunstig te stemmen en mensen die aan een belangrijk overleden persoon meegegeven werden in het graf. Voor beide zijn sterke aanwijzingen, hoewel geen onomstotelijke bewijzen. Ik denk dat het voorkwam, maar geen dagelijkse gebeurtenis was. Als de Noormannen op grote schaal mensen geofferd hadden, waren ze snel uitgestorven.
Maar is er in een graf met twee lichamen altijd sprake van een meester en een slaaf/slavin? Of is de verhouding anders? Waren het altijd slaven of krijgsgevangenen die geofferd werden? Werden er ook kinderen geofferd? Was het vrijwillig? Werden ze van tevoren verdoofd? Was er, zoals Ibn Fadlan beschrijft, massale seks met een beoogd grafoffer? We weten het eenvoudig niet en zullen het waarschijnlijk ook nooit weten.
Vaak is er ook sprake van een interpretatie die waarschijnlijk verkeerd is en dan massaal door andere schrijvers wordt overgenomen. Eén zo’n geval is hlunnroð. Een hlunn is een houten stok waarover een schip naar het water gerold wordt. Het woord betekent dus letterlijk het rood worden of maken van de rolstokken.
Dit wordt vaak uitgelegd als een bloedoffer om een behouden vaart af te dwingen – en dan natuurlijk het liefst weer een mensenoffer. Maar de keren dat het in de sagen voorkomt, gaat het steeds over een ongeluk, waarbij iemand onbedoeld valt en onder het schip komt, en telkens wordt er duidelijk geschreven dat dit als een bijzonder slecht voorteken gezien werd. Ik heb het dus geïnterpreteerd dat er wel een dier geofferd werd, want dat was gemeengoed, maar dat er zeker geen mensen voor een nieuw schip gedood werden. Wederom, gezien het grote aantal schepen dat de Vikingen bouwden, lijkt dit demografisch bijna onmogelijk.
Er zijn verschillende theorieën in omloop waarom de Vikingen ‘plotseling’ aan het plunderen sloegen. De twee meest gehoorde is dat door het relatief warme klimaat de bevolking explosief steeg, waardoor er een tekort aan landbouwgrond kwam. Tel daarbij op dat alleen de oudste zoon erfde en je hebt de perfecte bron voor een grote groep ontevreden jonge mannen die niet in hun levensonderhoud kunnen verzien en dus oorlog gaan voeren. Die analogie zien we heden ten dage ook.
Een andere veel gehoorde theorie is dat de mannen voornamelijk vrouwen gingen plunderen, omdat er in hun land een tekort was door de kindermoord op meisjes en de veelwijverij van de adel. Of wellicht konden ze geen bruidsprijs betalen. Allemaal mogelijk, maar niet te bewijzen.
Daarnaast is pure polygamie betwistbaar. Een rijke (adellijke) man kon er een bijzit naast zijn wettige echtgenote op na houden, maar of het hebben van twee wettige echtgenotes tegelijk voorkwam, is onzeker, laat staan dat het op grote schaal gebeurde. Bronnen spreken van koningen die ‘veel vrouwen hadden’, maar dat kunnen net zo goed slavinnen geweest zijn.
En kortgeleden las ik nog een heel nieuwe theorie. Die opperde dat er ergens rond het jaar 500 twee vulkanen uitgebarsten waren, die voor een kouder klimaat en misoogsten zorgden, en dat de Scandinaviërs door de Volksverhuizingen hun handelsconnecties kwijtraakten. Maar zouden gebeurtenissen rond 500 pas twee, drie eeuwen later voor plunderingen kunnen zorgen? Terwijl wetenschappers beweren dat juist in de Vroege Middeleeuwen de temperatuur hoger gelegen zou hebben dan nu…
De interpretatie en reconstructie van de kleding is voortdurend aan herijking onderworpen met elke nieuwe vondst die gedaan wordt. Wat we vinden, bestaat voornamelijk uit heel kleine stukjes stof onder metalen voorwerpen, waardoor ze behouden zijn, maar zie daar maar eens uit te achterhalen hoe een heel kledingstuk eruitzag.
Zo is er op dit moment onder re-enactors een debat gaande over de zogenaamde Rusvikmuts of Birkamuts. We hebben daarvan zilveren punten gevonden en ook dikwijls lange stroken vlechtwerk van zilverdraad. Meestal worden de mutsen geïnterpreteerd als een Frygisch model, dus met een slappe, afhangende punt. Maar op dit moment gaan er ook stemmen op dat de hoed wellicht conisch en stijf is geweest.
Erg geliefd, vooral in Hollywoodproducties, zijn zilveren ringen en kralen in de baarden van de mannen. Er is wel wat indirect bewijs voor, maar het is absoluut niet zeker. En als het voorkwam, mogen we aannemen dat het zeker geen algemene trend was.
We weten dat Freyja de eerste keuze had onder de gesneuvelde krijgers. Die gingen naar Fólkvangr en de rest naar Valjǫll (Walhalla). Maar we weten niet waar die eerste keuze op gebaseerd was, aan welke criteria je moest voldoen om door Freyja uitgekozen te worden.
Dan is er nog de þulr. Hun precieze rol is niet bekend. Er wordt door sommige wetenschappers gedacht dat nadat de monniken hun rol overgenomen hadden, ze gereduceerd zijn tot wat uiteindelijk de hofnar is geworden. Het klinkt niet onlogisch.
En wat doe je als schrijver met een berserkr? De term is algemeen bekend. Minder bekend is dat er naast de ‘beervorm’ ook een ‘wolvenvorm’ bestond, de úlfhéðinn. Maar wat is het? Dat is bijzonder lastig en geleerden breken er zich het hoofd over. Ze worden beschreven als onoverwinnelijke en niet te verwonden krijgers die in een soort roes of waanzin zijn waarbij ze de vorm van een dier aannemen.
Dat is natuurlijk onmogelijk en dus hebben we hier te maken met een sprookje of met een figuurlijke beschrijving. Het eerste lijkt me niet. Ze zijn in zo veel bronnen zo alom vertegenwoordigd, dat we wel moeten aannemen dat ze echt bestaan hebben. Dus moet het veranderen van vorm in een dier niet letterlijk genomen worden.
De meeste verklaringen zijn dat de krijgers in razernij geraakten, buiten zinnen zich als een dier gingen gedragen en zich vervolgens op de vijand stortten, zonder daarbij nog onderscheid te kunnen maken tussen vriend en vijand, zonder vrees. Ze schuimbekten, trokken hun hemden uit en leken geen pijn te voelen (wat tot het verhaal kan leiden dat ze onschendbaar waren). Na hun ‘roes’ waren ze soms dagen volledig uitgeteld.
Maar wat veroorzaakte die roes of razernij? Er wordt ook geschreven dat zware arbeid het kon veroorzaken en dat het de krijgers soms ‘overkwam’. Werden er drugs gebruikt? Goed mogelijk. Dan spreken we waarschijnlijk van bilzekruid, wat een vergelijkbaar effect heeft, alom te vinden was en in een graf ook is teruggevonden.
Gingen er rituelen, in de vorm van dans en zang, aan vooraf om in een andere geestestoestand te geraken? Ook goed mogelijk. De Byzantijnse keizer beschreef dierlijke dansen van zijn Vikinglijfwacht. Misschien had hij het hier over.
En wat had het schildbijten ermee te maken? Ook zoiets raadselachtigs. Mogelijk waren het herhalende bewegingen die door pijn en inspanning de stress- en dus adrenalineniveaus tot zulke grote hoogte stuwden, dat ze in deze staat geraakten.
Een uitleg die ik zeer interessant vond, was dat veel van de beschrijvingen (onder andere het niet meer uit elkaar kunnen houden van vriend en vijand) overeenkomen met wat soldaten ervaren die aan heftige PTSS lijden en ’terugflitsen’ naar strijdtonelen uit het verleden. In een gewelddadige maatschappij als die van de Vikingen zal deze kwaal zeker voorgekomen zijn.
Lastiger daarbij is dat er gezegd wordt dat het aangeboren is. De krijger in kwestie moest er dus blijkbaar aanleg voor hebben. De één is nu eenmaal gevoeliger dan de andere.
En dan komt er volgens velen een element van godsdienstwaanzin of in ieder geval religieus fanatisme bij. De razernij van de berserkr hoorde bij Odin, immers. In de geschiedenis zien we dikwijls voorbeelden van mensen die helemaal door het lint gaan vanwege door godsdienst opgezweepte woede.
De verklaringen die ik persoonlijk naar het rijk der fabelen verwijs, zijn die van dronkenschap, epilepsie en krankzinnigheid. In alle drie de gevallen is iemand niet meer in staat tot onoverwinnelijk vechten.
Een drietal, verwante, termen wil ik ook graag kort even toelichten: argr, nið en seiðr. Het zijn complexe begrippen voor de moderne mens, maar van groot belang om de denkwereld en wetten van de Noormannen te begrijpen.
Argr (bijvoeglijk naamwoord) en ergi (zelfstandig naamwoord) zouden kortweg vertaald kunnen worden met onmannelijk. Het werd zo’n grove belediging gevonden dat het reden tot een godsgericht was of vogelvrijverklaring. Wie niet aanviel na zo’n belediging, gaf toe argr te zijn.
Het verwees naar de ontvangende en dus vrouwelijke rol in homoseksualiteit, omdat het gelijk stond aan je onderwerpen en dus onmannelijk was. Klaarblijkelijk lag er geen sociaal stigma op de mannelijke rol in een homoseksuele relatie… Een overwonnen vijand verkrachten, wat overigens in veel martiale gemeenschappen in de geschiedenis gewoongoed was, was niet oneervol en vernederend voor de dader, wel voor het slachtoffer (de reden waarom het ook gedaan werd).
Ook andere beledigingen verwijzen naar zwakte van de man. Eén van de ergste beledigingen was een man zeggen dat hij zijn eigen geit melkte, waarmee je hem niet alleen voor vrouwelijk, maar ook voor slaaf uitmaakte. Ook een man een merrie noemen was argr. Een man die de dyngja (het weefhuis) binnenging, was argr.
Er is een term argaskattr. Letterlijk betekent dit onmannelijke of verdorven betaling. Het wordt vaak geïnterpreteerd als de betaling voor de diensten van een schandknaap, maar het kan net zo goed iets anders zijn.
De vrouwelijke vorm van dit woord is ǫrg en dat slaat niet op homoseksualiteit of mannelijkheid, maar op losbandigheid. Misschien is de juiste vertaling daarom eerder ‘seksueel verdorven’.
Argr was een nið. Een nið is een belediging, maar het woord kan ook vertaald worden met onwettigheid, lafheid, seksuele perversiteit of homoseksualiteit. Je ziet hier de verwantschap tussen de termen. Het woord komt voor in combinaties alsniðvisur (‘beledigende verzen’), niðingr (‘lafaard, misdadiger’), niðstǫng (‘beledigingpaal’) en vele andere. Het behelsde dus het verlies van eer en de status van misdadiger.
Iemand met niðingr was een eerloos mens. Iemand die (verraderlijke en stiekeme) moord had gepleegd, of diefstal, nachtelijke brandstichting of verraad, desertie, perversie of eedbreuk, wie lafheid toonde, weigerde te vechten, een wapenstilstand verbrak, een heiligdom ontheiligde, een graf plunderde, vrouwelijke slachtoffers maakte bij eerwraak of seiðr gebruikte, was een niðingr.
Ook het bedrijven als man van seiðr was argr. Seiðr was één van de vele vormen van magie. Waarom precies deze vorm argr was, is niet helemaal duidelijk. Er lijkt een verband te zijn met (moord door) gif. Seiðr was een vorm van magie die goed, maar zeker ook kwaad kon doen en het schade berokkenen door zo’n stiekeme manier, was niet mannelijk. Er werd wel geloofd dat schelden de seiðr kon breken en de vijand zo kon dwingen zijn ware aard te tonen.
Seiðr was een vorm van magie die gebruikt werd om de toekomst te voorspellen en te vormen. Het lijkt sjamanistische aspecten te hebben, zoals het reizen in visioenen. Het werd geassocieerd met de goden Óðinn en Freyja. In meerdere vrouwengraven zijn staven gevonden, die zijn geïnterpreteerd als toverstaven gebruikt door dit soort tovenaressen. Sommige beschrijvingen doen eerder aan hypnotisme denken, zoals wanneer de vǫlva zichzelf onzichtbaar tovert, een kracht die verdwijnt als de ‘betoverde’ persoon te ver bij haar vandaan is.
Dus (bepaalde vormen van) magie, onmannelijkheid, zwakheid, lafheid, seksuele perversiteit en verwijfdheid waren verwante begrippen en zwaar beledigend en lokten zeker geweld uit als je dit iemand voor de voeten gooide.
Behalve seiðr zijn er nog drie vormen van magie. Hoe verschillend ze precies zijn en wat ze exact inhielden, is niet helemaal bekend en er waren ook gebieden waarin ze overlapten. In later tijden zijn ze door elkaar gehaald en versmolten, zodat het lastig is nu nog duidelijk onderscheid te maken. Maar ik heb me zo goed mogelijk gehouden aan het weinige dat we wel weten. Spinnen was in ieder geval nauw verweven met magie. De Nornir (Lotsgodinnen) worden ook wel spinsters genoemd. IJverig spinnen kon het lot van de kinderen veranderen. Denk bijvoorbeeld aan het sprookje van Doornroosje.
Er zijn meer dingen die ons als moderne mens tegen de borst kunnen stuiten. Een twaalfjarig meisje dat over trouwen nadenkt, vinden we schokkend, maar in die tijd was dat anders. Vikingkinderen werden geacht volwassen te zijn tussen de tien en twaalf, terwijl jongens op IJsland wettig volwassen waren bij zestien. Meisjes trouwden tussen de twaalf en vijftien jaar oud, jongens vanaf veertien. In onze ogen zijn dat kinderen, toentertijd werd men door de harde realiteit van het leven sneller groot.
De skaldische poëzie (bragr) was van een ongeëvenaarde complexiteit. Er werd gewerkt met metrum, met beginrijm of alliteratie en binnenrijm. Beginrijm is als er in één regel twee of meer woorden met dezelfde medeklinker beginnen. Dat werd algemeen gebruikt in vroeg-Middeleeuwse poëzie.
Maar binnenrijm is typisch voor de Noormannen en Denen. Kort uitgelegd komt het erop neer dat twee of meer woorden in een zin, en dan vaak ook nog op een voorgeschreven positie, het beklemtoonde deel rijmend hadden, zonder dat de beginmedeklinker of het eind van het woord hetzelfde hoefden te zijn en waarbij de klinkers geheel gelijkluidend konden zijn of een vergelijkbare, verwante klank mochten zijn. Een Engels voorbeeld is torching versus orchard.
Eindrijm, dus onze gebruikelijke vorm van rijmen, kwam pas in 936. Andere vormen skaldische poëzie zijn van nog latere datum.
Kennings waren een belangrijk deel van poëzie en aangezien een man niet alleen geacht werd goed te zijn met het zwaard, maar ook met woorden uit de voeten moest kunnen, was het iets wat een kind al jong leerde. Het is feitelijk het dichterlijk omschrijven van een enkel woord door twee samengestelde woorden. Zo kun je in plaats van ‘zon’ ook ‘hemel-juweel’ zeggen, of ‘slang’ kun je omschrijven als ‘dal-forel’ of ‘ogen’ als ‘wenkbrauwsterren’.
Voor sommige heb je nogal wat kennis van de mythologie of cultuur nodig. Zo zal niet iedereen meteen begrijpen dat met ‘Grimnirs lippenstromen’ eigenlijk ‘poëzie’ bedoeld wordt en dat een ‘ringgever’ een ‘koning’ is.
Meestal vonden dichters twee elementen om een woord te omschrijven genoeg, maar soms wed één van de twee elementen ook weer door een kenning weergegeven, zodat er drie elementen waren. Een enkele keer waren het er zelfs meer, zodat je wel getraind moest zijn om het nog te volgen.
Er zijn ook veel misvattingen over de wapens. Mensen beseffen vaak niet dat een Vikingzwaard een heel ander ding was dan het floret van d’Artagnan. En dan hebben we het over gewicht. Het was niet een lichtgewicht dingetje waarmee je eindeloos flitsend snelle gevechten kon voeren. Alleen de allersterkste zwaardarm hield het een half uur op volle kracht vol. Veldslagen, zo je al van echte veldslagen kon spreken, duurden daarom zelden lang.
Een zwaardkling was tussen de zestig en negentig centimeter lang, gemiddeld vijf centimeter breed en het gewicht van het hele wapen lag tussen de één en twee kilo. Probeer dat maar eens met een schild een tijd omhoog te houden. En een zwaard was tweesnijdig, dus beide zijden waren scherp. Kortere zwaarden met maar één snijzijde, werd een sax genoemd.
De beroemde Ulfberht-zwaarden zijn weliswaar voornamelijk in noordelijke streken gevonden, maar werden daar waarschijnlijk niet gemaakt. We vermoeden dat ze ergens rond Fulda zijn gemaakt. Deze zwaarden waren licht hanteerbaar en flexibel, sterker en puntiger dan vergelijkbare zwaarden uit die tijd. Het is vreemd dat terwijl ze dus waarschijnlijk in Frankia werden gemaakt, er zoveel in het noorden gevonden zijn, want handel buiten de grenzen van wapens was toen verboden voor de Franken. Dus mogelijk hebben we hier te maken met smokkel of roof.
De zwaarden waren duur en daardoor was het lucratief ze na te maken, wat op grote schaal gebeurde. Deze neppers hadden wel een afwijkende inscriptie.
Wat ze zo bijzonder maakte, was het staal, dat mogelijk uit Iran kwam. De kwaliteit van het staal bleef tot na de Industriële revolutie ongeëvenaard in Europa. Het was zeer zuiver met een laag gehalte aan zwavel en fosfor en tot 1,1% koolstaf.
Speren waren enorm lang. Er is nooit een complete speer teruggevonden, maar ze waren waarschijnlijk twee tot drie meter lang, hoewel iets langer of korter ook verdedigbaar zou zijn. Het speerblad was geen kleine punt, zoals bij een pijl, maar was tussen de twintig en zestig centimeter lang. Met zo’n speer kon geworpen worden, maar ook gestoken, gehouwen en gesneden. In een sage wordt beschreven hoe dit enorme blad, feitelijk een klein zwaard, een vijand bijna in tweeën sneed.
Er waren lichte werpsperen (frakka), maar ook met de ‘echte’ speren (geirr) kon dus geworpen worden. Testen hebben uitgewezen dat wat de sagen beschrijven, haalbaar is als je getraind bent. Vanaf een afstand van zeven of acht meter is zo’n speer in staat om door tien centimeter dik hout te gaan of door een schild en dan ook nog door de vijand achter het schild. Getalenteerde krijgers konden zelfs twee speren tegelijk werpen, elk met hetzelfde dodelijke effect. Een speer kon dan ook gemakkelijk door een scheepswand heen, want planken waren maar twintig tot vijfentwintig millimeter dik.
Als er snærisspjót (soort werptouw of -riem) gebruikt werden, werd de snelheid met vijftig procent vermeerderd en de impact meer dan verdubbeld.
Het gebruik om wapens (voornamelijk zwaarden, maar ook andere wapens, schilden en zelfs soms zaken als een ploeg of weefzwaard) opzettelijk kapot te maken voor ze in een graf meegegeven werden, was niet de norm, maar ook niet zeldzaam. Voor de Vikingtijd al was dit een wijdverbreid gebruik.
Waarom het gedaan werd en in welke gevallen, is niet vast te stellen. We weten wel dat vooral zwaarden gezien werden als bijna levende identiteiten, die magisch waren en vaak een eigen naam hadden. Mogelijk werd in sommige gevallen de magie als gevaarlijk geschouwd en wilde men hergebruik (na grafroof) voorkomen. Of wellicht kon het alleen zo iemand volgen naar het hiernamaals als het in het heden ‘gedood’ werd. We zullen het nooit weten.
In Noorwegen zijn ongeveer 3500 zwaarden uit de Vikingtijd gevonden, voornamelijk in graven. In het museum van Oslo liggen er 1598. Daarvan vertonen er 260 (16,3%) tekenen van bewuste vernieling, hoewel het niet in alle gevallen vast te stellen valt of dit gedaan is vóór de begrafenis, is ontstaan door de tijd dat het in de grond lag of is gebeurd bij het opgraven.
Van deze 260 weten we van 169 zwaarden met zekerheid of het om een crematie of een begrafenis gaat. In 155 gevallen ging het om een crematie en dus kunnen we stellen dat het gebruik voornamelijk voorkwam bij crematies.
Van de vernielde zwaarden was ongeveer een kwart van hoge kwaliteit, was zwaar versierd, had inscripties en/of was van damast. In 11 graven met kapotte zwaarden lagen ook stijgbeugels en sporen. Nu waren paardentuig en hoofdstellen niet ongewoon om in graven mee te geven, zowel bij vrouwen als mannen, maar stijgbeugels en sporen zijn schaarser en wijzen zeer vermoedelijk op hoge sociale status. Maar vernielde zwaarden zijn niet uitsluitend in rijke graven gevonden.
Het blijft een moeilijk te duiden fenomeen.
Graven zijn altijd moeilijk te interpreteren. Er zijn graven gevonden waar een speer schuin erin geworpen was en de verklaringen hiervoor zijn velerlei. Er zijn ook een aantal afwijkende graven gevonden, waarbij de dode onthoofd, op zijn buik begraven en/of met stenen verzwaard was. Deze graven zijn lastig te duiden en we weten niet zeker wat dit betekende.
We weten niet hoe Vikingen aan hun honing kwamen. Ongetwijfeld hebben ze wilde honing verzameld, maar of dat genoeg opleverde voor hun behoefte, is onbekend. Importeerden ze honing? Mogelijk. Hielden ze bijen? Ook mogelijk. Er is voor geen enkele theorie enig bewijs. In het Angelsaksisch is een aparte uitdrukking voor wilde honing en dat doe je alleen als er ook niet-wilde honing is. Maar Angelsaksen zijn geen Noormannen. In het Noorse Jorvík is één bijenkorf gevonden, maar misschien hadden ze dat wel overgenomen van de plaatselijke bevolking. Het Engelse woord voor bijenkorf, skep, komt van het Oud-Noorse skeppa (mand), dus misschien is dat een indicatie. We weten het eenvoudig niet.
Je kon een holmgangr misbruiken om aan iemands bezit te komen, maar het is niet hetzelfde als diefstal. Diefstal in de wetten van de Vikingen was iets wat stiekem gedaan werd. Heimelijkheid was een sleutelwoord bij Vikingrechtspraak. Je kon een meisje met haar toestemming kussen, maar niet heimelijk. Je kon onder bepaalde omstandigheden iemand doden, maar niet in het geniep. Het was pas diefstal, als het stiekem gebeurde. Bij een holmgangr waren er getuigen en had de tegenstander altijd een kans. En wie een holmgangr verloor, was niðingr en dat was net zo erg als verbanning. Dan was je je reputatie kwijt.
Even heb ik Ibn Fadlan al genoemd. Hoe zit het met hem? Mogen we zijn woorden nu wel of niet geloven? Het antwoord is simpel: het is onduidelijk in hoeverre zijn verhaal de feiten weergeeft of niet.
Laten we beginnen met wie Ibn Fadlan was. Hij was lid van een ambassade van de kalief van Bagdad. In die hoedanigheid reisde hij naar de koning van de Wolga-Bulgaren in 921-922. Op die reis kwam hij ook een handelsgroep van de Rusvik tegen. Daarover schreef hij een verslag. Zijn verslag gaat dus niet over de Vikingen als een homogene groep, wat ze ook niet waren, maar specifiek over de Rus(iyyah) en dan ook nog eens over een handelsgezelschap.
Lange tijd kenden we alleen verwijzingen naar zijn verslag en pas in 1923 werd er een manuscript gevonden, dat zelf uit de 13e eeuw stamde, maar evenmin volledig leek te zijn. Het is dus niet het oorspronkelijke verhaal. We kunnen onmogelijk vaststellen hoeveel er bij het kopiëren aan gesleuteld is.
Daarnaast is het niet helemaal zeker over welke groep hij het heeft als hij over de Rús(iyyah) schrijft. Over het algemeen wordt aangenomen dat hij Wolga Vikingen bedoeld. Het betreft een handelsgezelschap, maar de groep is niet homogeen: de leden stammen uit Scandinavië, Finland, Slavische gebied etc. Wie ze ook waren, ze waren handelaren die neerstreken bij het Bolgar kamp om hun waren aan de man te brengen.
Als we aannemen dat de overgeleverde tekst min of meer authentiek is en van de hand van Ibn Fadlan zelf komt, dan weten we nog niet precies met welk oogmerk hij het geschreven heeft. Was het een waarheidsgetrouw overheidsverslag en heeft hij alles met eigen ogen gezien (bij sommige gebeurtenissen meldt hij dat expliciet, maar elders niet)? Was het propaganda? Was het een reisverslag bedoeld voor vermaak en gelardeerd met fictie, zoals we in de 19e eeuw ook wel vaker zagen, waarbij het exotische nog exotischer gemaakt moest worden? Heeft hij als buitenstaander met een andere taal en cultuur wel alles goed begrepen?
Dat zullen we nooit weten. De tekst spreekt zichzelf soms tegen, wat lijkt te duiden op het feit dat het door meer dan één persoon is geschreven, dus dat het een compilatie was van meerdere bronnen, of dat er naderhand aan gesleuteld is, geen onbekend verschijnsel in die tijd. Ook lijken sommige beschrijvingen niet te kloppen met wat er in andere bronnen over Noormannen gezegd wordt.
Neem nu zijn beschrijving van hun walgelijke hygiëne, waarbij de mannen een waskom rond lieten gaan, elk er zijn neus in snoot, waarna de volgende het water ook doodleuk gebruikte om zijn gezicht in te poedelen. Dit is nauwelijks een logisch gebruik en staat ook haaks op de verhalen over hoe schoon de Vikingen waren, verhalen die door archeologisch materiaal gestaafd lijken te worden.
Maar wat beschrijft hij hier dan? Wilde hij niet-moslims slecht afschilderen, omdat ze heidenen waren en de reinheidsgeboden uit de Koran niet volgden? Dat ze hun handen niet onder stromend water wasten, maar stilstaand water uit een kom gebruikten, zou hem al van afschuw vervuld hebben. Haalden de Noormannen een grap uit met de verfijnde, verwijfde en overgevoelige Arabier? Dat kan ik me gezien hun voorliefde voor harde grappen erg goed voorstellen. Of hadden we te maken met een stelletje ongeregeld, dat hij toevallig tegen het lijf is gelopen?
In ieder geval lijkt zijn tekst ook weersproken te worden door die van Ibn Rustah, die de steden van de Rusvik wel bezocht en zeer geloofwaardig overkomt. Hij schreef zeer lovend over de Rusvik. Ik moet hier voor de eerlijkheid overigens wel zeggen ‘lijkt’, want juist op dit cruciale gebied van hygiëne is er mogelijk een bewuste vertaalfout gemaakt in later tijden om de moderne Russen niet voor het hoofd te stoten. Maar dat staat evenmin vast.
Vaak aangehaald wordt ook zijn verslag van de crematie. Veel details zijn alleen in deze ene bron te vinden. Sommige geleerden denken dat we hier te maken hebben, als het een waar oogverslag betreft, met een samenraapsel van verschillende gebruiken die de verschillende nationaliteiten van de groep weergaf of wellicht alleen bij de Rusvik voorkwamen en niet bij Noormannen en Denen. We weten het gewoonweg niet. Het is goed mogelijk dat er ritueel seks bedreven werd met de slavin die als grafgift meeging, maar het kan ook zijn dat dit opgepompt, overdreven is, uit zijn verband gerukt of uit de duim gezogen is of verkeerd begrepen.
Een ander punt waar ik mee zit, is dat ik het moeilijk te begrijpen vind dat er op een handelsreis iemand mee was die zo hoog in rang was, dat er zo’n uitgebreide begrafenis voor nodig was en verder dat het handelsgezelschap het zich kon permitteren om tijdens hun reis hun (enige?) schip te verbranden. Het klinkt meer alsof Ibn Fadlan iets heeft toegevoegd dat hij van horen zeggen heeft of zelf heeft verfraaid. Al met al is er in elk geval nergens anders ooit melding gemaakt van de rituelen die hij beschrijft. Dat wil niet zeggen dat ze niet kloppen, alleen dat ze op geen enkele manier te verifiëren zijn.
Dus Ibn Fadlans verhaal is een informatieve bron, die we echter met een kritisch oog en in samenhang met andere bronnen moeten lezen en zeker niet moeten zien als onomstotelijke feiten die gelden voor de gehele Vikinggemeenschap. En dat is de reden dat ik er niets van gebruikt heb in mijn boek.
Was er dan niets woests aan de Noormannen? Nou, misschien dat één feit het beeld dat we van ze hebben wel staaft. Vikingen hielden beren als huisdier. En ja, ze noemden die huisberen. Ze werden als welpje gevangen en dan getemd en woonden soms zelfs in het huis. Ik heb geen idee hoe veilig dat is, maar het gebeurde vaak genoeg dat er wetten voor gemaakt werden. De eigenaar was verantwoordelijk voor de aangerichte schade door zijn huisdier en als de beer (of wolf) ontsnapte, mocht hij gedood worden.
De mens is visueel ingesteld. Series als The Vikings zijn enorm populair, maar geven een verkeerd beeld. Is er dan niet één film die je kunt zien en hopen dat het enigszins overeenkomt met wat we weten en waarbij de interpretaties van de hiaten in ieder geval serieus gedaan zijn? Jawel. In 2022 is The Northman gefilmd en hoewel ook hier wel wat op aan te merken valt, is het zeker geen slechte poging. In ieder geval heeft de maker raad gevraagd bij een aantal vooraanstaande geleerden en daar ook goed naar geluisterd. Je moet de film niet zien als een historische neerzetting van hoe het leven van de Noormannen was, maar als een verfilming van een sage of legende, zoals die door de skalden van toen verteld zou zijn, dus met veel dramatiek, geweld, poëzie en overdrijving. Maar ik vond hem in sommige interpretaties zeer geslaagd.
Hoi Rona, ik heb altijd gedacht dat de naam Noormannen (northmanni) sloeg op alle bewoners van Scandinavië die West-Europa van ca 780-1006 onveilig maakten. Zuiver als indicatie van herkomst dus en gegeven door kronikeurs die niet wisten waar ze precies vandaan kwamen, behalve dat ze uit het noorden kwamen. Pas veel later werd het onderscheid dan gemaakt per land van herkomst. In Schotland, Ierland en Noord-Engeland kwamen dan veel Noren terecht (en op den duur IJsland en Groenland), in de Nederlanden en Zuidwest Engeland veel Denen en het bleek dat de Zweden voornamelijk richting Baltische staten en Rusland trokken. Later staken die Noren en Denen over naar Frankrijk en verspreidden zich naar het zuiden, terwijl de Zweden via de Balkan naar Constantinopel trokken. Maar er schijnen er ook vanuit het westen via de Middellandse Zee in die grote stad terecht zijn gekomen. De agressieve versie, die georganiseerd als plunderaars te werk ging, waren dan de Vikingr, maar zo noemden de slachtoffers heb niet, dat deden hun eigen landgenoten en zijzelf. Maar die konden dan ook weer oorspronkelijk uit Noorwegen (arme boeren) en Denemarken (verbannen troonopvolgers en hun gevolg) komen. De Zweden zouden zich hier niet zo opgehouden hebben. Heb ik dat dan verkeerd?
Overigens vochten d’Artagnan en zijn tijdgenoten niet met floretten maar met rapieren.
Overigens een interessant stuk, vooral vanwege die recente denkbeelden.