Tramp, Tramp, Tramp!
Dit is de beginzin van het refrein van een populair liedje uit de Amerikaanse Burgeroorlog. Het is een mars. Het is losjes te vertalen als Stamp, Stamp, Stamp en het moet het geluid van de duizenden voeten op de mars voorstellen.
En marcheren deden ze, die arme jongens in de oorlogen van weleer. De bovengenoemde burgeroorlog was de eerste oorlog waarin op grote schaal troepen per trein vervoerd werden, wat niet wilde zeggen dat er niet gemarcheerd werd, maar voor die tijd moesten de soldaten enorme afstanden te voet afleggen. En daarbij speelden allerlei factoren mee die de moderne soldaat meestal niet meer tegenkomt.
Allereerst was daar het schoeisel. Geen legerkissies met hoge enkels en voetbed, maar erbarmelijke schoenen, zonder onderscheid tussen linker- en rechtervoet, met nauwelijks enige pasvorm, was waar de jongens het vroeger mee moesten doen. Of ze hadden helemaal geen schoenen en liepen noodgedwongen op blote voeten, al dan niet in lappen gewikkeld, ook door de sneeuw. Dan waren daar de wegen. Ze liepen niet over verharde, geëgaliseerde wegen, maar over zandpaden en karrensporen, wegen met gaten erin, bestaande uit modder of in richels opgevroren, als er al een weg was.
Uiteraard zijn er ook nog andere factoren die twee marsen van gelijke duur en lengte verschillend in zwaarte kunnen maken, zoals het weer, de voeding, ziekte en uitputting voor het begin van de mars. En hoe groter een leger, hoe langzamer de verplaatsing, want ze kunnen niet allemaal tegelijk op pad. De colonne strekte zich vaak over vele mijlen uit en als de eerste aankwam, ging de laatste vaak pas op weg. Er kon wel twaalf uur tussen zitten.
Sommige van die marsen zijn beroemd geworden, andere zijn vergeten of krijgen niet de aandacht die ze verdienen. Daar wil ik hier wat aan doen. Ik beperk me hierbij wel uitsluitend tot troepenverplaatsingen en laat de beruchte dodenmarsen van gevangenen naar hun kampen buiten beschouwing. Ook geforceerde marsen tijdens trainingen neem ik niet mee, omdat daar vaak goede rust vooraf aan gaat, er niet aan het einde gevochten hoeft te worden en ze vaak niet plaatsvinden tijdens oorlogen met voedseltekorten en andere verzwarende omstandigheden.
Wat is een geforceerde mars? Daar is dus geen antwoord op te geven. Alles hangt af van terrein, wegen, schoeisel, weer, voedsel, vermoeidheid, fitheid. Maar tijdens de Napoleontische Oorlogen was de standaard voor Engelse infanterie 15 mijl (ruim 24 km) per dag. Romeinse legioenen stonden bekend om hun harde training en lange, geforceerde marsen. Romeinse legionairs moesten tijdens hun training 18 mijl (bijna 29 km) in 5 uur in normale pas afleggen en dan 21,7 mijl (bijna 35 km) in 5 uur in een snellere looppas en dat alles met een rugpak van 45 pond, wat nog boven op het gewicht van hun wapens en uitrusting kwam (alleen de lorica segmentata woog al meer dan 20 pond).
Daarnaast moet je ook kijken naar de totale duur van verschillende opeenvolgende marsdagen. Een mars die op zich niet al te zwaar is, kan geforceerd worden als hij een paar dagen na elkaar afgelegd moet worden met te korte rust en herstelperiode ertussen.
Misschien wel het beroemdste voorbeeld van soldaten die mijlen opaten, was de ‘voetcavalerie’ van Stonewall Jackson tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog. Die legde regelmatig 30 mijl (48+ km) per dag af, de cavalerieafstand, vanwaar de naam. Tijdens de Shenandoah Valley Campagne in de lente van 1862 marcheerden Stonewalls troepen over meer dan 650 mijl (1046 km) in maar 48 dagen, in veelal erbarmelijk weer en over erbarmelijke wegen, en wisten tussendoor ook nog eens zes veldslagen op inadequaat voedsel winnend uit te vechten. In augustus 1862 legden ze op weg naar Manassas 54 mijl (c.87 km) af in 36 uur zonder opgemerkt te worden en eindigden dit huzarenstukje met een zeer zware, meerdaagse veldslag.
En niet alleen de geconfedereerde troepen onder Jackson konden er wat van, ook andere generaals wisten de jongens in het grijs tot enorme daden aan te sporen. In april 1864, vlak voor de Slag bij Marks’ Mills, legden ze 52 mijl (afgerond 83,7 km) in 46 uur af in de stromende regen.
Gaan we een stukje terug in de tijd, dan komen we bij de Napoleontische Oorlogen, die over heel Europa uitgevochten werden. En tjonge, wat konden ook die jongens marcheren! In december 1805 legden de troepen van de Franse generaal Davout 68 (volgens sommige bronnen 80) mijl af in 48 uur om op tijd te zijn voor de Slag bij Austerlitz. Omgerekend naar kilometers is dat ruim 109 en ruim 128 respectievelijk. In januari 1809 werd er in die gruwelijke terugtrekking naar Corunna, door uitgeputte Engelse troepen in inadequate kleding, met 30 kilo bagage en met grote honger, onderwijl voortdurend schermutselend, in sneeuw, regen en modder 250 mijl (ruim 402 km) in 17 dagen afgelegd. Velen kwamen daarbij om. De Engelse Lichte Divisie marcheerde in juli 1809 42 mijl (67,6 km) in 26 uur naar Talavera, waar er ook velen dood langs de weg achtergebleven. De ‘gelukkigen’ die het wel haalden, mochten daarna fijn een harde veldslag zien te overleven. En de Russen bleven niet achter. Zo liet generaal Sivers zijn mannen in juli 1812 de 80 mijl (128,7 km) naar Mogilev in 36 uur afleggen.
Over het voedsel hebben we het in een vorig blog al gehad. Het Engelse rantsoen was in die tijd 2466 calorieën, wat 19% te weinig is voor de minimumbehoefte van een soldaat. Zoals in een vorig blog al gezegd, heeft onderzoek uitgewezen dat een soldaat onder standaardoefening ongeveer 4000 kcal nodig heeft. Vinden de oefeningen plaats in besneeuwde bergen of tropen of extreem zware omstandigheden, dan loopt de behoefte op tot 4500-5000. Dus 2466 is te weinig en al helemaal voor marcherende en vechtende soldaten in de winter met inadequate kleding en vaak geen inkwartiering of tent. Daarbij moeten we twee dingen aantekenen: de huidige mens, waarop die calorieën berekend zijn, is over het algemeen goed doorvoed, terwijl de soldaten toen voortdurend, vaak al vanaf jongste jeugd, ondervoed waren. En die 2466 calorieën waren wat ze op papier kregen; in de praktijk was het vaak veel minder. Daarnaast ontbrak het in het menu ook aan de nodige vitamines, zodat die 2466 calorieën van toen niet te vergelijken zijn met de 2500 van nu die voor een gewone man onder normale omstandigheden gerekend worden.
In de Amerikaanse Revolutie vinden we ook een aantal tot de verbeelding spekende marsen, al zijn die zelden beroemd – of berucht – geworden. In juni 1775 marcheerden twee compagnieën riflemen uit Berkeley County onder Hugh Stephenson en uit Frederick County onder Daniel Morgan vanuit hun thuisstaat Virginia naar Cambridge, Massachusetts, nabij Boston, naar de oorlog. Ze legden bijna 600 mijl (ruim 865 km) af in 25 dagen, een afschuwelijke mars die bekend geworden is als de Beeline Mars. En in september 1781 marcheerden Washington en Lafayette hun troepen over 200 mijl (bijna 322 km) in 15 dagen naar Yorktown. Dat lijkt misschien niet bijzonder veel, maar zoals boven al gezegd, kunnen ook minder lange afstanden onder bepaalde omstandigheden en dag na dag met te weinig rust uitgevoerd, een slijtageslag worden.
Mijn hart ligt bij de Vroege Middeleeuwen en enorme veldslagen zoals hierboven beschreven, waren toen zeldzaam. Bovendien zijn gegevens uit die tijd incompleet en onbetrouwbaar. Maar toch is er één geforceerde mars die goed beschreven is en de geschiedenisboekjes heeft gehaald. We zijn in de herfst van 1066…
Toen koning Harald de Vikingen bij Stamford Bridge had verslagen en hoorde dat Willem de Veroveraar in het zuiden was geland, moest hij in allerijl zijn uitgeputte troepen daarheen brengen. Zijn kroon stond op het spel. Maar zijn troepen waren moe. Om de Vikingen hier staande te houden, waren de troepen van Londen naar York gespoed, een afstand van 185 mijl (bijna 298 km), die ze in 4 dagen hadden afgelegd, daar waar er normaal 2 weken over gedaan werd. Daarna hadden ze een bloedige slag uitgevochten. Dat was op 25 september.
Maar nu moesten ze weer terug. En snel ook. Ze deden er dit keer iets langer over, 8 dagen voor 190 mijl (ruim 305 km). Maar het was de tweede zo’n zware mars in korte tijd, nog verzwaard door een slag. En daarna moesten ze nog door naar Hastings, nog eens 70 mijl (een dikke 112 km). Op 14 oktober troffen ze de Normandiërs en ondanks hun vermoeidheid hadden ze bijna gewonnen. Bijna… De rest is geschiedenis.
De Romeinen lijken wellicht de uitvinders van ‘voetcavalerie’. De legioenen van Crassus liepen eens 23 mijl (37 km) zonder te stoppen, terwijl de troepen van Caesar 28 mijl (45 km) onder hun sandalen vermaalden. Later wisten ze eens 46 mijl (74 km) in 24 uur te slechten, weliswaar zonder hun normale bepakking, maar wel met maar één pauze van drie uur.
Betekent dit dat de soldaten van het gemotoriseerde tijdperk niet meer weten wat marcheren is? Natuurlijk zijn ook zij regelmatig onderworpen aan deze marteling. Tijdens de Eerste Wereldoorlog brak de 4th Missouri Infanterie eens alle Amerikaanse marsrecords tijdens de Mexicaanse grensoorlogen door 45 mijl (72,4 km) in 15 uur af te leggen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog legden in april 1944 Merrill’s Marauders 100 kilometer af in 20 dagen naar Myitkyina in Birma, door kreupelhout en oerwoud, door bergen en over een helling van 50 graden op een hoogte van ruim 2000 voet, om daarna meteen aan te vallen.
En voorafgaand aan Pearl Harbor moesten betreurenswaardige Japanse troepen met 40 pond bepakking in stromende regen ongeveer 50 mijl afleggen in 21 uur, waarna ze een half uur rust kregen. In de 20 uur erna legden ze er nog eens 30 af. Daarna moesten ze een loopgraaf graven, kregen wat rijst en 4 uur slaap, waarna ze weer terug moesten. En dit keer regende het niet, maar scheen de zon onbarmhartig. En het laatste stuk moesten ze zelfs in dubbele snelheid afleggen. In 72 uur hadden ze 122 mijl (ruim 196 km) afgelegd met slechts 4 uur slaap, een pauze van een half uur en twee pauzes van 20 minuten.
Hoe meer ik lees over soldaten, of het nu gaat om zij die nu naar het front gestuurd worden of zij die duizend jaar of langer geleden vochten, of het nu gaat om hun inadequate rantsoenen, de straffen en vernederingen, de medische verzorging of de lichamelijke martelingen, des te meer heb ik bewondering voor hen die al dan niet vrijwillig als soldaat dienen om andermans oorlogen uit te vechten.
En nooit was het zo actueel als sinds afgelopen februari, toen oorlog weer binnen de Europese grenzen werd gebracht…