skip to Main Content

Talen

Talen

Op deze plek heb ik al een aantal passies van me besproken, zoals stambomen en boeken. Dat schept misschien het gevoel dat ik geen jeugd heb gehad, maar dat is slechts schijn. Ik ging dansen (jazeker, ik heb zelfs een blauwe maandag wedstrijden ballroom gedanst), ik speelde muziek (ik had een elektrisch orgel) en ik had vriendinnen. Dus alles verder redelijk normaal.

Maar in mijn interesses week ik misschien wel wat af van het doorsneekind. Talen fascineerden me al als heel jong meisje. Er was toentertijd zo’n reclame over melk. “Eén – twee – drie,” telde het getekende poppetje en dat steeds in een andere taal. En ik schreef die woorden dan op, zodat ik al snel 1, 2 en 3 in een aantal talen kon zeggen. Als ik buitenlandse woorden in boeken tegenkwam, dan noteerde ik die ook.

We hadden op de Amstelveense Weg in Amsterdam zo’n ouderwets boekenwinkeltje, zoals ze tegenwoordig niet meer bestaan. Alles moet tegenwoordig flashy en clashy geëtaleerd worden, maar daar stonden de schappen aan de muren gewoon lukraak volgepropt met zoveel mogelijk boeken. De plank ‘woordenboeken’ fascineerde me en al snel begon ik van mijn karige zakgeld (ik kreeg een gulden per week) kleine woordenboeken te kopen, waar ik dan uren in kon bladeren om woorden op te zoeken.

Raar? Misschien wel. Maar ik denk niet dat ik er iemand kwaad mee deed.

Het stond als een paal boven water dat ik later talen wilde gaan studeren, wat ik dan ook gedaan heb. Op het gymnasium had ik een talenpakket (met geschiedenis natuurlijk) en daarna ging ik op de universiteit Spaans leren. De punten die ik aan bijvakken moest besteden, vulde ik ook op door bij andere talenstudies mee te lopen: Fins, Russisch, Italiaans, Zweeds, Portugees. En wederom geschiedenis.

Ik wilde vertaler worden, maar dat is helaas nooit gelukt. Toch was het niet allemaal weggegooid. Eén van de voordelen was en is dat ik bij mijn research niet alleen gebonden ben aan Nederlandstalige en Engelstalige bronnen. Dat opent talloze deuren.

Talen vind ik boeiend. Ze zijn een venster van een volk. Hun cultuur, hun denken wordt erdoor gereflecteerd. Het is een denkverschil of je zegt “ik heb een boek” of “aan mij is een boek”. Sommige talen hebben maar één woord voor blauw en groen en zien dat dus als één kleur. Andere talen hebben talloze woorden voor verschillende soorten sneeuw. Er zijn talen die een verschil maken in ‘wij’ inclusief de toegesprokene en ‘wij’ exclusief de toegesprokene. Dat alles zegt veel over hoe de sprekers de wereld om hen heen zien.

Toen ik het vak taalwetenschap kreeg, ging er een wereld voor me open. Zelfs binnen de Indo-Europese talen, die verwant zijn, bestaan grote verschillen. Wat wij logisch vinden, hoeft het niet te zijn. Wij zijn ‘gewend’ dat zelfstandige naamwoorden opgedeeld worden in mannelijk, vrouwelijk en onzijdig, maar veel talen hebben dit niet of werken met woordklassen. De lidwoorden de, het en een zijn onontbeerlijk, maar Slavische talen hebben die niet. De woordvolgorde SVO (subject – verbum – object, oftewel onderwerp, werkwoord, lijdend voorwerp, dus ‘ik koop een boek’) is evenmin in cement gegoten. De Keltische talen, verwant aan de onze, gebruiken bijvoorbeeld VSO.

Ik vond het dan ook een verrijking dat Tolkien een taal voor de elfen bedacht, die zo rijk en gedetailleerd was, dat het volledig geloofwaardig was. Als de elfen hun eigen taal spraken, waren ze ‘elfser’. Ze waren echter. Hun ware wezen kwam dan pas echt tot uiting, je begreep dan ineens wie en wat ze waren. Ik heb zelfs een tijdje geprobeerd die taal te leren. Een gebrek aan tijd en corpus gooide roet in het eten.

Ik heb eens gelezen dat Klingon, de fantasietaal uit Star Trek, de op één na meest gesproken taal ter wereld zou zijn. Ik weet niet of het waar is, maar er zijn veel fans die het vloeiend spreken. Misschien mogen we die mensen nerds noemen, maar wellicht refereert het wel aan een diepgewortelde fascinatie die in veel mensen zit. Er zijn meer fantasietalen in de filmwereld die meteen op een grote fanschare konden rekenen, zoals het Dothraki uit Game of Thrones of het Na’vi uit Avatar.

Ik vind het dan ook leuk om in mijn boeken af en toe wat authentieke taal erdoor te roeren. Niet te veel, want mensen moeten het nog wel kunnen lezen. Maar korte, eenvoudige zinnetjes of uitroepen af en toe in de eigen taal van een persoon te zetten, voegt naar mijn idee veel toe aan de ‘couleur locale’. Het geeft zo’n personage karakter. Het tekent hem net zozeer als de beschrijving van zijn uiterlijk of kleding. Of het nu gaat om een andere taal, een dialect of jargon, of een bepaald typisch woordgebruik, het zet iemand neer als wie hij werkelijk is.

Onder de boekaniers van de 17e eeuw in  het Caraïbisch gebied was Spaans een belangrijke voertaal. De meeste piraten zullen wel een aardig mondje gesproken hebben. Aangezien manschappen gemengd waren met allerlei nationaliteiten, zal het soms een Babylonische spraakverwarring aan boord geweest zijn, met als belangrijkste voertaal die van de thuishaven, de kapitein of het gros van de bemanning. Eenzelfde spraakdiversiteit treffen we aan in de Verenigde Staten van de 19e eeuw, waarbij eenheden elkaar vaak niet konden verstaan. Zelfs in de Grande Armée van Napoléon Bonaparte zaten zoveel buitenlandse soldaten, dat (standaard-)Frans lang niet altijd de voertaal was – en zelfs niet altijd onder de Fransen zelf (denk aan Bretons, Patois, Occitaans).

Dat heb ik allemaal proberen te verwerken door de conversaties te larderen met brokstukken Engels, Frans en Spaans. In Kwaggakoppie ben ik een stap verder gegaan en heb ik alle gesproken tekst in de originele taal gelaten, dus Engels dan wel Afrikaans.

Lastiger was welke lijn ik moest volgen voor de Steinburg Mysteries. Het speelt zich af in het huidige Zuid-Duitsland en het is voor mij niet te moeilijk her en der met wat Duits te strooien. Maar dan komt het tijdsbeeldspook weer om de hoek kijken. Want het Duits van nu is niet het Duits van toen. Natuurlijk, eenzelfde probleem speelde ook al deels bij de piratenserie, maar daar zijn de taalverschillen nog te verwaarlozen. Maar de Middeleeuwen? Dat ging me te ver. Ik heb het dus helemaal Nederlands gelaten, zelfs de eigennamen heb ik niet ‘verduitst’.

Ik heb geprobeerd daarom het tijdsbeeld maar te vangen door het gebruik van middeleeuwse termen. Soms was dat toch al onvermijdelijk, omdat er voor bepaalde dingen alleen maar oude woorden zijn, maar ook als het niet nodig was, leek het me soms wenselijk. Ik wilde de taal wat archaïscher laten zijn dan gebruikelijk zonder dat het onleesbaar werd. Ik ben niet zo ver gegaan om ‘jij’ voortdurend te vervangen door ‘gij’, maar het woord broek zul je terugvinden als braies of hosen, bijvoorbeeld.

Maar oude liefde roest niet. Ik oefen nu ook mijn pen met het schrijven van fantasy en daarvoor heb ik me helemaal uitgeleefd door een complete taal te bedenken, met grammatica en al.

Het is niet alleen maar zegening. Soms leidde mijn dwangneurose tot het gebruik van authentieke taal er ook toe dat ik me klem zette. Want niet altijd beheerste ik de taal in kwestie. Soms was de taal niet moeilijk aan te leren, zoals bij Afrikaans of Scots. Maar soms was het, spreekwoordelijk, Chinees voor me.

Dat was onder meer het geval bij het Schotse Gaelic. Ik spreek geen woord en de grammatica is me vreemd. Elke zin, hoe kort ook, kostte me uren en uren van studie en dan nog was ik vaak onzeker of het allemaal wel correct was. Ik kopieerde de vertaalde zinnetjes in google om te zien of ik hits kreeg die zouden bewijzen dat het in orde was. Maar wat een heisa.

Wel leuk, die heisa… Nu nog leren hoe ik het uit moet spreken…

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back To Top