Kerststallen
Het is bijna Kerstmis. Een mooie tijd van het jaar. Ik ga helemaal over de top met het versieren van het huis en de tuin. Al die lichtjes, ik vind dat zo warm en gezellig! De kerstboom kan me niet lang genoeg staan. Als klein kind gingen we al in deze tijd van het jaar ‘lichtjes kijken’ in winkelstraten.
Thuis hadden wij ook een kerstboom. Mijn moeder vond dat net zo belangrijk als ik nu. Maar wat we niet hadden, was een kerststal eronder. Hoewel ze zelf niet gelovig is, komt ze uit een protestants nest en als zodanig heeft ze een aangeleerde afkeer van kerststallen, die in haar ogen iets katholieks zijn. Ik wilde er als kind wel één, maar dat ging niet gebeuren.
Als kind heb ik die kerststallen bij anderen en op school dus wel altijd heel mooi gevonden, nu ik ouder ben vind ik er niet zo heel veel meer aan, maar dat heeft niets te maken met het geloof. Ze spreken me als volwassene gewoon niet meer zo aan. Als kind was het toch meer een soort poppenhuis voor de kerst, dat je zelf mooi kon indelen. Maar dat terzijde.
Ik schrijf hierover, omdat ik bij research naar kerstmis tijdens de Franse Revolutie op weer een interessant weetje stuitte dat ik hier met jullie wil delen. En dat is waarom we eigenlijk van die kleine kerststalletjes onder de boom plaatsen! Hoe is dat gebruik ontstaan en waarom? Hoe lang doen we dit al en met welke reden?
Oorspronkelijk deden mensen dit niet. Kerstallen bestonden al wel, maar alleen op ware grootte in de kerk, met of zonder levende have. Volgens Wikipedia wordt de invoering van de kerststal toegeschreven aan Franciscus van Assisi, die in 1223 een ‘levende’ kerststal liet maken. Daarna kwam het steeds meer in zwang in plaats van alleen de kribbe naast het altaar tijdens de mis.
Toen deed de Franse Revolutie aan het einde van de 18e eeuw haar intrede. En dat zette alles op zijn kop. Alles moest anders, overal moest de bezem door. Werkelijk niets van het oude mocht overeind blijven.
En vooral alles wat met de kerk te maken had, werd verketterd. Weg met het geloof, weg met de kerk, weg met de geestelijken! Kerken en kloosters werden gevangenissen of werden gesloopt, geestelijken werden gedeporteerd of onthoofd als ze geen revolutionaire eed af wilden leggen, God werd verbannen en vervangen door het Opperwezen. En dus werd ook kerstmis verboden. Dat kon al helemaal niet, omdat er ook nog eens drie koningen bij aanbeden werden! Koningen! Hadden ze zich daar juist niet van ontdaan? En dus weg met kerstmis! De kerken moesten die dag dicht blijven, uiterlijke vertoon op straat was uit den boze. En dus werden er ook geen kerststallen (‘crèches’) in de kerk meer opgebouwd, tot groot verdriet van het geplaagde volk.
Maar bloed kruipt waar het niet gaan kan. Verbied het protestantisme, en je krijgt hagenpreken. Verbied Sinterklaas, en je krijgt een ‘oproer van elfjarigen’ (Amsterdam, 1663). Verbied de jaarlijkse kermis, en je krijgt een oproer (Amsterdam, 1876). En zo was het ook met kerstmis in Frankrijk tijdens de revolutie. Een oproer kwam er niet, want niemand zag een gang naar de guillotine zitten. Maar men ging gewoon ‘ondergronds’, wat in de praktijk betekende stiekem thuis achter gesloten gordijnen.
Dus in plaats van een levensgrote ‘crèche’ in de kerk ging men over tot het maken van ‘santons’ of kleine heiligen. Eerst van deeg en later van klei maakte men poppetjes die de verschillende beroepen uitbeeldden, van bakker tot venter, van smid tot ambtenaar. En dan was het toch niet verdacht als daar ’toevallig’ ook een ouderpaar met een baby bij was? Men ‘verstopte’ er ook altijd een paar heiligen (‘santons’) tussen en zo ontstond de miniatuurkerststal in huis.
Dus als je de kerststal straks neerzet – of misschien staat hij al – besef dan dat dit een daad van verzet was tegen een dictatoriaal regime! Je kunt het volk proberen van alles af te nemen waaraan het gehecht is, maar uiteindelijk wil men vrij zijn om zijn tradities voort te zetten.