Oorlog en Vrijheid
“Wat schrijf je vaak over oorlogen…” is me wel eens gezegd. En hoewel mijn serie over boekaniers niet expliciet over een bepaalde oorlog ging, maar er wel het nodige wapengeweld in zit, inherent aan het onderwerp uiteraard, klopt dit misschien wel, want de Kingston Dances serie speelt zich af tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog en Kwaggakoppie tijdens de Tweede Boerenoorlog. En ook wat ‘nog op de plank ligt’ ontbeert niet de nodige portie actie. Mijn historische romans zitten niet vol rozengeur en maneschijn, zoetsappige romantiek en zachtaardige karakters.
Ik vroeg me af waarom oorlogen me zo boeien. Het is zeker geen verheerlijking van geweld. Maar wat dan wel? En ik denk dat het antwoord heel dicht bij huis ligt. Ik ben met oorlog opgegroeid.
Dat klinkt raar, want ik ben geboren in 1966 en heb nooit een oorlog aan den lijve ondervonden, gelukkig. Wat ik met bovenstaande bedoel, is dat mijn ouders die wel hebben meegemaakt en in het bijzonder mijn vader.
Mijn vader is geboren in 1924 en werd in 1943 op 18-jarige leeftijd naar Berlijn gestuurd als dwangarbeider in Hennigsdorf voor de AEG-fabriek. Hij heeft het daar niet best gehad, om het even eufemistisch te zeggen. Heropvoedingskamp, enorme honger met bijna de dood tot gevolg, hard werken, angst, verraad, bombardementen, lijken ruimen van Joodse en Poolse dwangarbeiders, een zwaar, bijna dodelijk ongeluk… Hij heeft het allemaal als puberende jongeman meegemaakt en dat heeft zijn sporen nagelaten. Mijn vader leed zijn hele leven aan PTSS.
Ik heb dat uiteraard meegekregen. Nee, ik heb er geen schade van ondervonden. Absoluut niet. Ik had een fantastische vader en helaas is hij al in 1997 overleden. Maar ik zag wel van nabij welke schade oorlog kon doen. Ik zag de waanzin en angst in zijn ogen als hij wakker schrok door een harde knal, bijvoorbeeld. Dan was hij even een paar seconden helemaal de weg kwijt en was hij terug in de tijd. En zijn manier van verwerking bestond eruit heel veel over de oorlog te praten, niet in persoonlijk detail, dat was te pijnlijk, maar in grove lijnen wat hij tijdens de bevrijding en huis-aan-huis-gevechten in Berlijn allemaal had gezien. Ik was daarvan onder de indruk. En daarnaast keek hij naar elke oorlogsdocumentaire die op t.v. voorbijkwam.
Dus ik ben opgegroeid met oorlog. En naarmate ik ouder werd, groeide dat uit tot een diepe interesse.
Maar mijn vader heeft me meer meegegeven dan oorlogsverhalen. Hij had ook een enorme passie voor avontuurlijke romans en films, van piratenfilms met Errol Flynn tot westerns met John Wayne. En alles wat daartussen zat. Dan keken we samen. Of hij vertelde me zelfverzonnen, enigszins ondeugende verhalen over reuzen of avonturiers, liet me op zijn knie rijden als op een Kozakkenpaard. De Kozakken hadden hem immers in Berlijn bevrijd en hij was diep onder de indruk van hen. Of hij las me voor en niet alleen uit Pinkeltje, maar ook uit Karl May. Niet dat hij altijd las wat er letterlijk stond. Tussen de regels door lardeerde hij het verhaal met sappige, zelfverzonnen teksten. En ja, ‘ongepaste’ woorden, wat ik als kind uiteraard prachtig vond.
Hij was verzot op boeken! Eens kocht hij alle wildwestromans op van een failliete, rijdende bibliotheek en dus hadden wij op zolder een heuse boekenverzameling! Die verzameldrang van en diepe liefde voor boeken heb ik dus niet van een vreemde. Ook ik kan geen boekenwinkel langslopen zonder wat te kopen en kan het niet over mijn hart verkrijgen een boek weg te doen.
Zie hier waar ik mijn inspiratie vandaan gehaald heb!
Maar ik denk dat er nog een leitmotiv in mijn boeken zit. Vrijheid. Rochette wil vrij zijn, van de dwangbuis die haar als vrouw wordt opgelegd in de 17e eeuw, van de dwangbuis van het geloof, van wetten en regels. Ook Damien wil vrij zijn, vrij van zijn familie, van vooroordelen, van oorlog. Schalk wil vrij zijn van de Engelsen en Gwijde, de hoofdpersoon in mijn volgende serie, wil vrij zijn van het geloof en de verplichtingen die hem worden opgelegd.
Vrijheid was voor mijn vader belangrijk. En niet alleen door zijn ervaringen tijdens WW2. Hij kwam van oorsprong uit een ‘communistisch nest’ en geloofde in gelijke kansen voor de arbeider. Hij geloofde niet in fanatieke religie. Hij kwam op voor anderen, was solidair. Hij vond dat ik als meisje net zo veel rechten had en liet me dus studeren. Ik mocht van hem naar dansen en muziek, maar ik mocht ook zogenaamde jongensboeken lezen en hij leerde me zelfverdediging.
Nee, geen krav maga of andere oosterse vechtsport, maar trucjes voor als je zwakker was dan je tegenstander, trucjes die hij geleerd had van zijn zeevarende ooms, tijdens zijn ruwe jeugd op de dijk van Zwanenburg, en in de oorlog. Hij kon me immers niet altijd beschermen, hield hij me voor.
Hoe ouder ik word, hoe meer ik besef hoezeer ik door mijn vader gevormd en beïnvloed ben. En hoezeer ik zijn ongebreidelde fantasie en passie voor verhalen vertellen (hopelijk) geërfd heb.
Dank je, papa.