skip to Main Content

Als het Beestje Maar een Naam Heeft

Als Het Beestje Maar Een Naam Heeft

Deze maand wil ik het over namen hebben en dan vooral de geschiedenis en ontwikkeling van de naamsystemen die er door de eeuwen heen werden gebruikt.

Namen vind ik fascinerend. Ik doe er ook veel onderzoek naar. Het begon met een voornamenboekje in mijn jeugd om de betekenis van namen te achterhalen en nu spit ik vaak oude bevolkingsregisters door om geschikte en authentieke namen te vinden voor een bepaalde regio en periode. Daarnaast kom ik heel wat interessante namen tegen bij mijn stamboomonderzoek.

Er zijn heel veel soorten namen: voornamen, middennamen, familie- of geslachtsnamen, bijnamen, krijgsnamen, schuilnamen, vadersnamen.

Oorspronkelijk had de mens alleen één enkele voornaam. Dat was voldoende, want er waren nog niet zoveel mensen en er waren onuitputtelijke mogelijkheden en variaties. Hoe de allereerste voornamen eruitgezien hebben, weten we niet, maar vanaf het moment dat namen genoteerd werden, werden in bijvoorbeeld Slavische en Germaanse en deels ook Griekse en Keltische taalgebieden namen gevormd door twee woorden of naamelementen, die eindeloos gecombineerd konden worden.

Vanaf de Middeleeuwen raakte dat systeem langzaam in verval en werd het geleidelijk vervangen door een tweenamensysteem, bestaande uit een voornaam met een toenaam, waarover later meer. Ook werden de oude namen langzaam verdrongen door Bijbelse namen.

Door het Christendom werden veel Hebreeuwse, Griekse en Latijnse namen uit de Bijbel of van heiligen geïntroduceerd en ze werden al snel populair. In Nederland bleven buiten het Friese gebied de Germaanse namen alleen behouden voor zover er heiligen met die naam waren. Na het concilie van Trente (1545-1563) werd het zelfs verplicht een christelijke doopnaam te dragen.

Dit betekende wel dat er een verarming aan verschillende namen ontstond. Veel mensen werden immers naar dezelfde heilige genoemd, want zoveel heiligen waren er nu ook weer niet. In de 10e eeuw waren er bijvoorbeeld in Gent voor 287 mensen nog 259 verschillende namen, maar al in de 13e eeuw droeg één-derde van de mannen de namen Johannes, Nicolaus of Wilhelmus.

De vraag is waarom die heiligennamen zo populair werden. Die heiligen waren al veel langer bekend voordat hun namen aan kinderen gegeven werden. Als (mogelijke) oorzaken worden genoemd de kruistochten, de grotere invloed van de kerk, de opkomst van de bedelmonniken en de opleving van de heiligenverering vanaf de 12e eeuw, toen heiligen vastomlijnde beschermingsdoelen kregen toegewezen.

Ook de opkomst van de steden heeft invloed gehad. Het geven van een heiligennaam aan je kind moet gezien worden als een modeverschijnsel en modes verspreiden zich beter waar veel mensen samenwonen, dus in steden. Uit onderzoek zou namelijk gebleken zijn dat de verspreiding toch voornamelijk via mond-tot-mondreclame verliep en veel minder door actieve invloed van de kerk.

Ook een nieuwe manier van vernoemen (waarover ook later meer) speelde mee, nu namen van vader op zoon overgingen. Als het puur om devotie gegaan zou zijn, zouden de heiligennamen, zoals Johan(nes), bij de Protestanten wel verdwenen zijn, aangezien die een afkeer van heiligen hadden. Maar omdat het nu de naam van de vader was, bleven ze bestaan.

Lang bleven de voornamen tamelijk stabiel en kwamen er nauwelijks nieuwe namen bij. Daar kwam na de Tweede Wereldoorlog verandering in. Ineens ontstonden er nieuwe namen. Wellicht had men er behoefte aan een geheel nieuwe weg in te slaan om de vooroorlogse ellende weg te poetsen. Ook het feit dat mensen meer gingen reizen en de opkomst van de t.v., waardoor men dus met andere namen in aanraking kwam, zullen wel meegespeeld hebben.

En niet onbelangrijk werden ook de regels voor het geven van namen beetje bij beetje versoepeld. Namen die nu heel gewoon gevonden worden, waren tot 1970 nog verboden. Van 1811 tot 1970 hield een naamwet vernieuwing tegen, want de burgerlijke stand accepteerde alleen namen die voorkwamen op de heiligenkalenders en namen van personen bekend uit de oude geschiedenis.

Vanaf 1815 werd de wet al ietwat versoepeld en mochten ook namen “welke aan overoude tijden aldaar in de onderscheiden provinciën en landschappen, of bij sommige geslachten gebruikelijk, en algemeen als voornamen erkend zijn geweest”. Dit betrof dan voornamelijk Bijbelse en Germaanse namen zonder heilige.

Deze wet leidde al snel tot irritaties, want ambtenaren waren star. Mijn broer mocht in 1957 geen Ferdi heten; mijn ouders werden verplicht hem Ferdinand te noemen. Ik mocht in 1966 geen Rona heten; dat moest Ronalda worden. Savanna werd in 1969 geweigerd en in datzelfde jaar moest Denis absoluut Dennis worden. In 1967 vond de ambtenaar Dionne niet goed, Dionysia wel. Petronette kon in datzelfde jaar ook blijkbaar niet door de beugel, in 1966 werden Pascale en Cinderella geweigerd. Een jaar eerder mocht Loraine niet en in 1963 was zelfs Marit Christel niet oké. Andere voorbeelden van vóór 1970 geweigerde namen zijn Glenn (1962), Willy (1835), Thessalonica (1888), Guillemine Pierrette (1857).

Zelfs als ouders met bewijzen kwamen dat de naam al bestond, bleef een ambtenaar soms halsstarrig. Zo werd de naam Kitty in 1937 in Eindhoven geweigerd, hoewel de naam eerder in dezelfde gemeente wel werd toegestaan. Het was een beetje de waan van de dag of hoe de pet bij de ambtenaar stond.

Sinds 1970 is er een nieuwe wet en mag eigenlijk alles op twee uitzonderingen na: de naam mag niet ongepast zijn of overeenkomen met een achternaam die niet als voornaam gebruikelijk is.

Wat ongepast is, staat niet duidelijk omschreven. Dat je een kind geen Methadon, Urine of Marihuana mag noemen (allemaal bestaande voorbeelden!), spreekt voor zich, maar Rolls Royce werd in 1977 geweigerd en Geisha in 1985, hoewel diezelfde naam door dezelfde ambtenaar in 1990 wel werd geaccepteerd. In 1997 werd Miracle of Love geweigerd, maar na een gerechtelijke procedure werd daarna Miracle-of-Love wel geaccepteerd. Ook Jeanne d’Arc werd pas na tussenkomst van de rechtbank geaccepteerd. Andere namen ná 1970 geweigerd zijn Dienaar van God (2013), Tsjakkalotte (2001) en Maastricht (1993).

Niet in alle landen zijn ze even soepel. Duitsland is veel behoudender, maar ook daar is er willekeur bij het departement dat zich hiermee bezighoudt. Zo werden Lenin, McDonald, Sputnik, Grammophon en Judas verboden, maar Dior, Fanta, Prestige en Cajus Julius Caesar wel toegestaan.

Denemarken is heel streng. Daar krijgen ouders een lijst met zo’n 7000 namen waar ze uit moeten kiezen. Wil je een andere naam, dan moet je daarvoor speciale toestemming vragen. Anus werd daar verboden (tamelijk terecht, lijkt me), maar Monkey werd wel toegestaan! Ook in Zweden is het streng. Daar werden IKEA, Allah, Q, Veranda en Brfxxccxxmnpcccclllmmnprxvclmnckssqlbb11116 geweigerd, maar vreemd genoeg werden Metallica en Google wel weer toegestaan.

Portugal is één van de strengste landen. Daar kun je uit iets meer dan 2000 namen kiezen. Ook in IJsland is de keuze beperkt. De USA is erg soepel, maar er zijn rare verschillen tussen de staten. Zo mag in Californië de naam geen umlaut of trema’s bevatten, maar in Texas mocht Adolf Hitler Campbell dan weer wel.

Soms is het maar goed dat er een overheid is die zich ermee bemoeit, zoals volgende namen die in verschillende landen verboden werden: Talula Does the Hula from Hawaii, 4Real, Seks Fruit en Fish + Chips voor een tweeling.

Ik heb eens ergens gelezen dat voorheen iemand die de IJslandse nationaliteit aannam, verplicht werd een nieuwe IJslandse naam te kiezen uit hun lijst met toegestane namen, maar ik heb niet kunnen vinden of dit zo was en wanneer dat afgeschaft zou zijn.

De tweede restrictie (geen achternaam als voornaam als dat al niet gebruikelijk is) heeft ermee te maken dat het verwarring op zou kunnen leveren als bijvoorbeeld ouders als tweede voornaam een patroniem (bijvoorbeeld Willemsen) zouden gebruiken, dat ook als achternaam bekend staat. Die verwarring blijft echter bestaan. Zo luidt de familienaam van mijn moeder Wilhelmus, wat er al eens toe geleid heeft dat ik een stamboomonderzoeksverzoek aan een gemeente terugkreeg met de opmerking dat ik de achternaam vergeten was op te geven, omdat ze dachten dat het een verlatijnste voornaam betrof.

Overigens had ik altijd gelezen dat het ook verboden zou zijn een kind een titel als naam te geven gevolgd door een voornaam, dus bijvoorbeeld Prinses Anna, omdat dit ook tot verwarring zou leiden. Mogelijk valt dit onder de eerste uitzondering van ‘ongepast’.

Heden ten dage is het aantal namen geëxplodeerd door de huidige immigratie. Tweede en derde generaties geven kinderen toch vaak een naam uit hun land van herkomst.

Roepnamen die sterk afwijken van de officiële voornaam komen nu minder voor dan vroeger. Toen was men verplicht een kind Johannes te noemen, die dan als roepnaam Jan kreeg, of Catharina met als roepnaam Kaatje, maar sinds Jan en Kaatje niet meer verboden zijn, krijgen kinderen steeds vaker een naam die gelijkluidend is aan hun roepnaam.

Ongeveer de helft van de mensen in Nederland heeft meer dan één voornaam. Dit is een relatief jong gebruik dat, voor zover ik heb kunnen nagaan, in de 17e eeuw vanuit Spanje naar Frankrijk is gekomen, waar het in de 18e eeuw enorm populair werd onder alle standen. Vandaar heeft het zich verbreid naar Engeland (en Amerika) en Nederland. Het gebruik van twee voornamen met een streepje ertussen stamt uit het midden van de 20e eeuw.

In Nederland zijn officieel geen restricties aan het aantal voornamen. Het record staat bij ons op twaalf. Maar in de USA kreeg iemand in 1882 26 namen, iemand in 1985 maar liefst 140, hoewel het Guinness World Records een Spanjaard met 94 namen als recordhouder noemt, waarbij nog te vermelden valt dat sommige namen dubbelnamen met een koppelteken waren.

Ik had het al kort over vernoemen. Sinds de Tweede Wereldoorlog is het gebruik in verval geraakt, tenzij men het noemen van een kind naar een populaire acteur, sporter of zanger ook vernoemen wil noemen, maar vroeger was dit standaard. Het heeft vernieuwing van de namenvoorraad lang tegengehouden.

Eerst werd er alleen vernoemd naar een overleden familielid, waarschijnlijk uit een oergedachte dat een deel van diens kwaliteiten op de boreling over zou gaan, later verdween dit en stond bij het huwelijk bijna elke naam van elk kind dat nog geboren moest worden al vast.

Oorspronkelijk werd er niet vernoemd. In de Angelsaksische annalen zie je wel de gewoonte terug, althans bij de adel, om alle kinderen een naam te geven met hetzelfde element, vaak geleend van de naam van vader of moeder, of een combinatie van naamelementen van de ouders, maar er was geen één-op-één vernoeming.

Zo noemde koning Æthelwulf van Wessex zijn kinderen Æthelstan, Æthelswith, Æthelbald, Æthelberht en Æthelred, met als uitzondering Alfred. Deze Alfred op zijn beurt noemde enkele van zijn kinderen weer Ætheflæd, Æthelgifu en Æthelweard.

Het oudste voorbeeld in onze landen dateert uit 867. In de hoge middeleeuwen werd vernoemen een mode bij adellijke families. Denk aan de namen Diederik / Dirk en Floris bij de Hollandse graven en Boudewijn bij de graven van Vlaanderen. Zoals wel vaker ging het gebruik daarna over op de andere standen.

Een bijzondere manier van vernoemen, die je ook als een apart systeem van het geven van meer dan één voornaam zou kunnen zien, zijn de zogenaamde middennamen. In Nederland kennen we dit niet tot nauwelijks, maar in Engelssprekende landen is het gebruikelijk en in de USA bijna standaard.

Een middennaam is, zoals de naam al aangeeft, een naam tussen voornaam en achternaam. In de 19e eeuw zie je in de USA dat dit vaak de achternaam van de moeder was, die dan tot soort voornaam verworden was. Omdat het verschil tussen een middennaam en een tweede voornaam niet altijd duidelijk is en omdat dit gebruik hier niet voorkomt, wil ik er niet verder over uitweiden. Het gebruik van de geslachtsnaam als middennaam (tweede voornaam) is in Nederland zelfs verboden.

Voordat geslachtsnamen in zwang kwamen, was er, zelfs toen er nog een grote verscheidenheid aan namen was, dikwijls behoefte om iemand nader te definiëren. Toen er steeds minder verschillende voornamen kwamen, werd deze behoefte nog groter. Traditioneel bedienden we ons daarvoor van patroniemen en in een enkel geval metroniemen, dus de naam van de vader (of moeder) met -zoon of -dochter erachter. Ook toen achternamen al gebruikelijk waren, zag je nog heel vaak dat het patroniem ook vermeld werd in officiële documenten.

Het patroniem kwam in mijn vaders familie begin 20e eeuw nog volop in de spreektaal voor (“Jan van Piet” en “Jan van Karel”), maar is nu zo goed als verdwenen. In het Russisch is het echter nog standaard en heeft iedereen een patroniem.

In IJsland is het patroniem de enige achternaam. Familienamen zijn er zo goed als niet. Tussen 1913 en 1925 was er een wettelijke mogelijkheid om een familienaam aan te nemen, maar die paar die toen gegenereerd zijn, sterven langzaam uit, omdat ze alleen van vader op kind overgaan.

In Arabische landen als Saoedi-Arabië en Irak heb je twee patroniemen, eerst die met de naam van je vader en dan die met de naam van je grootvader.

Zoals ik in het begin al schreef, gingen we geleidelijk over van een één-naamsysteem naar een tweenamensysteem. Mensen kregen een toenaam in de vorm van een patroniem of bijnaam, die een uiterlijk kenmerk aangaf of waar men vandaan kwam of welk beroep men uitoefende, en die werden weer tot familienamen.

Er zijn verschillende factoren, waarvan enkele al genoemd zijn, die ertoe geleid hebben dat we van één naar twee namen overgingen of eigenlijk, over moesten gaan: de invoering van het christendom, de verarming van het naamsysteem door vernoeming en christianisering, toename van de bevolking in de steden, en onderscheidingsdrang van hogere standen ten opzichte van het volk.

De adel begon dus als eerste zichzelf een geografische toenaam te geven, dus het gebied waarvan men heer was. Dat waaide over op het volk, zodat bijvoorbeeld boeren de naam van hun boerderij als toenaam kregen.

De ontwikkeling van erfelijke achternamen verliep geleidelijk en vond plaats van zuid naar noord, van stad naar platteland, van hogere naar lagere klassen. In de zuidelijke Nederlanden zie je vanaf de 13e eeuw familienamen die van vader op kind overgaan, in Holland komt dit in de 16e en 17e eeuw op gang, terwijl de noordelijke provincies pas in de 18e en 19e eeuw aan de beurt zijn.

Onze familienamen zijn officieel vastgelegd in de Franse tijd (1795 in België, 1811 in Nederland). Dat wil niet zeggen dat ze niet al bestonden, maar toen werden ze vastgelegd als onveranderlijk en erfelijk.

Er gaan allerlei hardnekkige fabels rond over die invoering, die nauwelijks uit te roeien zijn. Ik heb ze ook nog geleerd gekregen. Veel mensen denken dus dat we in Nederland onze familienamen aan Napoléon Bonaparte te danken hebben. Maar in 1811 had bijna iedereen al een achternaam. Anekdotes vertellen hoe mensen, om Napoléon te bespotten, belachelijke namen als Naaktgeboren of Poepjes aannamen, maar die namen bestonden ook al voor 1811.

Overigens is het beter om van familie- of geslachtsnaam te spreken in plaats van achternaam, want lang niet overal komt de familienaam na de voornaam. In China, Japan, Korea, Vietnam en Hongarije, bijvoorbeeld, wordt de familienaam eerst genoemd.

In de meeste landen heeft iedereen maar één familienaam en meestal gaat die over van vader op kind. In Spanje, echter, heeft met twee achternamen, eerst die van de vader, dan die van de moeder, iets wat spoedig in Nederland ook mogelijk zal zijn (of geloof ik al is), in willekeurige volgorde. En in steeds meer landen is het niet automatisch de familienaam van vader die doorgegeven wordt.

Diezelfde emancipatie zie je ook bij het huwelijk. Vroeger verloor een vrouw bij haar huwelijk haar geboorte-identiteit. Dat zie je ook nu nog in documenten uit bepaalde landen, waarbij getrouwde vrouwen zelfs in hun paspoort en in akten de familienaam van hun man krijgen, vaak zelfs zonder toevoeging van haar eigen familienaam. Nu zijn inmiddels in Nederland de regels zeer soepel, wat dan wel weer tot de nodige verwarring kan leiden, zeker voor stamboomonderzoek, maar dat is weer een andere discussie.

Er is zelfs een tijd geweest, dat de familienaam een veel grotere importantie had dan de voornaam en die in bepaalde landen, standen en perioden zelfs bijna verdrong in dagelijks gebruik. Als je bijvoorbeeld de boeken van Jane Austen leest, die zich begin 19e eeuw afspelen, dan zie je dat een vrouw haar echtgenoot Mr. Bennet noemt en een man zijn goede vriend Darcy in plaats van dat de voornamen gebruikt werden.

Waar komt dat gebruik vandaan? Toen familienamen eenmaal in zwang kwamen, was dit in de eerste plaats onder de hogere klassen. Familienamen werden dus geassocieerd met bezit, stand, rijkdom. De achternaam hield respect in. Daarnaast was er een grotere verscheidenheid in familienamen dan voornamen, zoals we al hadden gezien, waardoor het misschien onder vrienden handiger was de familienaam te gebruiken dan de voornaam. Wellicht waren er in hetzelfde vriendengroepje wel vier mannen met de naam George!

Bovendien vond men het vaak niet netjes in die tijd om de voornaam te gebruiken waar het personeel bij was. De 18e eeuw was nu eenmaal veel formeler dan nu. En noemden tot voor kort echtelieden hier elkaar ook niet ‘vader’ en ‘moeder’, vooral als de kinderen erbij waren? Denk maar aan de schoolboekjes van Wim en Jet, voor wie ze nog gehad heeft. En daarnaast was en is Engeland zeer traditioneel. Vergelijk daarmee het wijdverbreide gebruik in het Wilde Westen om bijna uitsluitend voornamen te gebruiken!

Er is een bijzonder soort naam die ik hier niet ongenoemd wil laten en dat zijn de zogenaamde krijgsnamen, of noms de guerre. Dit is een typisch Frans verschijnsel, overgewaaid naar Canada.

Vóór de revolutie kreeg elke nieuwe rekruut, zodra die het leger inging, een tweede achternaam, of nom de guerre. Soms mocht hij die zelf kiezen, soms koos de kapitein en soms kreeg iedereen in een compagnie dezelfde. Deze namen dienden tot doel om soldaten met wellicht dezelfde naam van elkaar te onderscheiden. De nom de guerre stond achter de eigenlijke familienaam, voorafgegaan door ‘dit’ oftewel ‘genaamd’.

Deze noms de guerre konden aangeven waar iemand vandaan kwam, kon een uiterlijk kenmerk vermelden, het kon de naam van het regiment (en dus vaak van de commandant zijn) of gewoon gekozen door de soldaat zelf, wat dikwijls leutige, fantasierijke namen tot gevolg had, zoals Prettaboire (‘bereid om te drinken’), Trompelamort (‘bedriegt de dood’) en Meurdesoif (‘dood van de dorst’).

Vanaf 1716 was zo’n naam verplicht en in het dagelijks leven verving die vaak de oude familienaam. Ze waren echter persoonlijk en gingen niet over op de kinderen. Dit was echter in Franstalig Canada anders. Daar werden ze wel vaak erfelijke familienamen.

Ook in Nederland komen dubbele achternamen voor met ‘genaamd’ ertussen. Ze verschillen van ‘echte’ dubbele achternamen, die ontstaan zijn door combinatie van de geslachtsnamen van de vader en de moeder of door toevoeging van de naam van het landgoed aan de geslachtsnaam. Ook verschillen ze van namen met bijvoeglijke naamwoorden (Groot, Klein, Lutje, Old, Nij). Die duiden boerderijen aan en zie je voornamelijk terug in Oost-Nederland.

De namen met ‘genaamd’, ‘meergenaamd’, ‘gezegd’, ‘of’, ‘sive’ en ‘zich noemende en schrijvende’ zijn ontstaan, omdat er geen keuze gemaakt kon worden tussen twee namen onder welke de persoon bekend stond. Overigens ken ik iemand met zo’n naam en die heeft me toevertrouwd er niet gelukkig mee te zijn, omdat het nogal omslachtig is dat telkens allemaal uit te moeten schrijven.

En ten slotte zijn er nog pseudoniemen, dus namen die men aanneemt, wanneer men zijn echte naam liever niet geeft. Dit zie je bij schrijvers en acteurs, maar ook bij terroristen en verzetsstrijders, bijvoorbeeld. Soldaten die dienen in het Franse Vreemdelingenlegioen mogen een pseudoniem aannemen om met hun verleden te breken. Soms werd zo’n verzetsnaam de echte naam als de strijd gedaan was. Dit zie je bij Lenin (eigenlijk Ulyanov), Stalin (eigenlijk Dzjoegasjvili), Trotsky (Bronstein), Tito (Broz).

Een hele lap tekst, als ik het zo teruglees, maar namen zijn dan ook een fenomeen dat voortdurend in ontwikkeling is en van cultuur tot cultuur, van eeuw tot eeuw verschilt. Inmiddels heb ik zoveel akten voorbij zien komen (er gaan er in mijn werk dagelijks tientallen door mijn handen), dat ik vaak aan de namen kan zien (en dan vooral aan de voornamen) of iemand uit het zuiden of noorden van Nederland komt en hoe oud iemand ongeveer is. Dat geeft toch wel aan hoe onderhevig het is aan mode, zeker tegenwoordig, waarin veranderingen elkaar snel opvolgen.

Dus wees gewaarschuwd als je een historische roman wilt schrijven en doe goed onderzoek naar welke namen in die tijd, periode en stand gebruikelijk waren.

AANVULLING

In bovenstaande blog schreef ik dat ik niet zeker was of immigranten in Ijsland inderdaad een IJslandse naam aan moesten nemen. Een vriend stuurde me een link en ik wil het antwoord graag hier nog aan toevoegen.

Ik zal het voorbeeld van de link gebruiken om e.e.a. duidelijk te maken, want het zit nogal ingewikkeld in elkaar.

Stel, iemand heet Lucas Peeters, verhuist naar IJsland, trouwt met een IJslandse vrouw en krijgt een kind dat ze Eric willen noemen. Hoe gaat het kind dan heten? Wordt het Eric Lucasson (naar IJslandse traditie, waarin patroniemen gebruikt worden) of Eric Peeters (waarbij het de buitenlandse achternaam van de vader houdt volgens de traditie uit diens land van herkomst)? Nu is Eric Lucasson nog ok, maar wat als de vader Jean-Claude of François-Xavier heette?

En wat als het andersom is? Stel de IJslandse Leif Ericsson verhuist naar België, trouwt met een Belgische vrouw en krijgt de Belgische nationaliteit, waarbij het patroniem Ericsson een vererfbare achternaam wordt. Hun dochter noemen ze Sigríður. Volgens de Belgische wet heet het meisje dan Sigríður Ericsson. Het eerste probleem is dat de ‘ð’ niet in het Belgische alfabet voorkomt en misschien is het vreemd een meisje ‘zoon van Eric’ te noemen (hoewel familienamen als Jansen ook gewoon voor vrouwen gebruikt worden).

Sinds kort wordt er in IJsland over gesproken om de naamreguleringen helemaal te schrappen. Als je voorheen het IJslandse staatsburgerschap kreeg, moest je een nieuwe voornaam uit de IJslandse lijst kiezen en een patroniem, maar dat is niet langer zo.

Als een kind één IJslandse en één buitenlandse ouder heeft, dan mogen zij het kind één voornaam of middennaam geven die toegestaan zou zijn in het land van herkomst van de buitenlandse ouder, zelfs als het niet overeenkomt met de IJslandse naamwetten. Maar het moet ook een voornaam krijgen volgens de IJslandse regelgeving.

Onder de huidige wet kan iedereen die IJslands staatsburger wordt, of zijn eigen naam houden of een nieuwe IJslandse naam kiezen. Zij die onder de oude wet gedwongen zijn een IJslandse naam aan te nemen, kunnen een verzoek indienen om dat, deels of geheel, weer terug te veranderen. Dat geldt ook voor hun nazaten.

Een buitenlander die met een IJslander trouwt, kan zijn/haar achternaam houden of de achternaam van de partner aannemen, ook als dit een patroniem is. Dus als Mary Smith trouwt met Jón Jónsson, kan ze Mary Smith, Mary Jónsson or Mary Jónsdóttir gebruiken. John Smithe die met María Jónsdóttir trouwt, kan John Smith of John Jónsson gebruiken.

Als een patroniem wordt gevormd met een buitenlandse naam, dan kan die aan de IJslandse taal aangepast worden, hoewel dat niet verplicht is. Een man genaamd Sven kan zijn kinderen het patroniem Sveinsson, Sveinsdóttir of Sveinsbur geven, maar ook Svensson, Svensdóttir of Svensbur gebruiken.

Wie een ‘gewone’ achternaam heeft, mag die blijven gebruiken, en dat geldt ook voor zijn nakomelingen, maar er mogen geen nieuwe achternamen meer aangenomen worden. Wie een ‘gewone’ achternaam heeft, kan ervoor kiezen die te gebruiken samen met een patroniem of de achternaam te gebruiken als middennaam, een aparte vorm van namen die soms gebruikt wordt als onofficiële achternamen om families te identificeren. Anders dan een tweede voornaam, zijn middennamen genderneutraal en worden niet verbogen in naamvallen. IJslanders kunnen niet hun partners achternaam aannemen, maar die wel gebruiken als middennaam.

Samengevat, kijkend naar het bovenstaande voorbeeld: als Lucas Peeters naar IJsland verhuist en een kind krijgt met een IJslandse partner, kan hij het Eric noemen, aangezien dat een goedgekeurde naam is, ondanks de afwijkende spelling. Als hij het François-Xavier wil noemen, moet hij ook een andere wel-goedgekeurde naam kiezen, dus b.v. François-Xavier Eiríkur.

Als achternaam kan hij zijn eigen achternaam Peeters gebruiken, zijn patroniem Lucasson (jongen), Lucasdóttir (meisje) of Lucasbur (gender-neutraal) of het patroniem van de andere ouder. Stel dat de moeder Anna Jónsdóttir heet, dan kan het kind ook Önnuson / Önnudóttir / Önnubur heten.

Hij kan echter niet Jónsdóttir kiezen, aangezien dat een nieuwe achternaam zou creëren. Als hij ervoor zou kiezen het patroniem van de moedernaam te maken, kan hij het kind ook zijn eigen achternaam geven, of zijn achternaam als middennaam, waardoor je dan François-Xavier Eiríkur Peeters Önnuson of François-Xavier Eiríkur Önnuson Peeters krijgt.

Dit bericht heeft 1 reactie
  1. Heel interessant om te lezen.
    Ben ik toch wel blij dat mijn moeder in 1965 Diana heeft gekozen.
    (Godin van de jacht)
    Anders had ik waarschijnlijk Toos of Nel geheten.
    Met plezier gelezen.
    Daantje

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back To Top